Capiteyn Bernardus Domenicus

Tweede en oudst levend kind van Alphonsus Capiteyn en Clara Bogaert.

Hij werd geboren op 2/12/1841 te Lokeren en dezelfde dag gedoopt in de Sint-Eligiuskerk te Zeveneken. Grootvader Frans Arnold Capiteyn en Theresia Bogaert waren zijn peter en meter.

Op 5 jarige leeftijd verhuisde hij samen met zijn ouders naar de Sint-Elooistraat te Zeveneken in de buurt van zijn grootouders. Veel onderwijs kreeg hij niet in Zeveneken, hij bleef een groot deel van zijn leven analfabeet. Op latere leeftijd leerde hij wel nog lezen en schrijven. Na enkele jaren keerde hij samen met zijn ouders terug naar de Drongenstraat in Lokeren. Zoals zijn vader, grootouders en ooms werd ook Bernard wever. Hij huwde te Zeveneken op 21/06/1866 met Sophia De Backer (°Zeveneken 5/10/1845, +Kalken 5/03/1930) een dienstmeid, dochter van Seraphinus De Backer, dagloner en Theresia van Duyse. Het echtpaar vestigde zich in de vertrouwde Drongenstraat, nr. 151. Veel tijd voor wittebroodsweken kreeg het jonge echtpaar niet, 3 weken na het huwelijk overleed vader Alphons en werd Bernardus de toeziende voogd van zijn jongste zuster Maria. Door het overlijden van zijn vader had Bernardus ook recht op een deel van de erfenis van groottante Ilderica Capitaine. Netto ontving hij uit deze erfenis na april 1867, juist voor de geboorte van zijn eerste kind, de som van 1.425 fr 65. Het geld werd niet gebruikt om er onroerend goed mee aan te kopen, Bernard en Sophia bleven hun hele leven huurders. In april 1869 ging het gezin, met kinderen Leonie en Constant, tijdelijk inwonen bij moeder Clara Bogaert, die sedert een maand in de Bontinckstraat te Kalken woonde. Op 24 januari 1870 werd dochter Maria Clementina er geboren. In juni van hetzelfde jaar huwde zus Maria en een jaar later werd het eerste kind van Maria er geboren. Wellicht werd het te druk in het huurhuisje want in februari 1872 keerde Bernardus met zijn 7 maanden zwangere vrouw en hun 3 kinderen terug naar de Drongenstraat in Lokeren. In de volgende jaren werden daar nog 10 kinderen geboren, waarvan er 5 overleden op zeer jonge leeftijd. Tussen 1883 en 1888 verlieten de 3 oudste kinderen het ouderlijk huis om inwonende dienstboden te worden. Op 19/02/1890 trok het gezin met nog 6 thuiswonende kinderen naar de Verbindingstraat 59 te Sint-Amandsberg. Ze vervoegden er hun dochter Maria Clementina, die er 2 jaar tevoren dienstmeid geworden was. Moeder Sophia, 47 jaar oud was dan 3 maanden zwanger van haar 14e kind. Er volgde een bewogen jaar voor het gezin, 3 weken na de verhuis overleed moeder Clara Bogaert in Overmere, enkele maanden later werd het 14e kind geboren en dochter Maria Clementina overleed in 1891 op 21 jarige leeftijd. Op 24 maart 1894 hield het gezin het voor bekeken in Sint Amandsberg, zij keerden niet meer terug naar Lokeren, maar trokken naar de Bontinckstraat in Overmere, waar ze 22 jaar tevoren al 4 jaar verbleven hadden en waar zus Maria en haar gezin nog steeds woonden. Ze kwamen er aan de kost als wever en herbergier. Bernardus stierf er nog hetzelfde jaar, net voor de jaarwisseling, aan “een valling”. Moeder Sophia bleef achter met 5 minderjarige (halve) wezen tussen 17 en 4 jaar oud. Op 20 januari 1895 kwam de familieraad samen op het vredegerecht te Zele. Naast Sophia waren volgende familieleden aanwezig: langs vaderszijde, Constant, wever, broer van de wezen, Livinus Arents, herbergier te Overmere, oom van de wezen en Jozef Vervaet, herbergier te Kalken, kozijn van de wezen. Langs moederszijde waren moeder Sophia De Backer, Petrus Van Duyse, landbouwer te Lokeren, kozijn van de wezen en Theophiel Van Lysebettens, wever te Lokeren en zwager aanwezig op de zitting. Moeder Sophia werd aangesteld als voogdes, broer Constant werd toeziende voogd. Het verslag[ref]RaBev, vredegerecht Zele, verslag zittingnr. 49, geregistreerd 6.2.1895 deel 48 blad 10b vak 3[/ref] van de zitting werd gratis geregistreerd omdat de voogdes en de wezen volstrekt behoeftig waren, dit volgens de verklaring opgesteld door burgemeester De Lausnay van Overmere. Het gezin bleef op hetzelfde adres wonen in de Bontinckstraat en Sophia baatte de herberg verder uit. Op 28 oktober 1900 liet een ongehuwde landbouwer uit de Bontinckstraat te Kalken, Augustien Van den Bossche[ref]° Wichelen 19.8.1836, enig kind van Jacobus Van den Bossche en Josepha Van Mossevelde, sedert 1840 landbouwers in de Bontinckstraat te Kalken.[/ref] zich uitschrijven in Kalken en ging op 7 november 1900 inwonen bij het gezin van de weduwe Capiteyn. Hij overleed er al op 8 januari 1901.Hoewel slechts 65 jaar oud, werd als doodsoorzaak ouderdom opgegeven. Zeer waarschijnlijk was er meer aan de hand dan alleen liefdadigheid tussen Sophia en Augustien, want de dag ervoor op 6 november 1900 liet Augustien bij testament vastleggen, dat hij “alles wat ik bezit”[ref]Notariaat Tibbaut Jules te Kalken. Geboekt te Wetteren 17/1/1901 boek 140 blz. 74 v°4.[/ref] wenste na te laten aan Sophia De Backer, weduwe van Bernard Capiteyn. Zes weken na het overlijden van Augustien, op 20 februari 1901, trok Sophia de deur van de herberg definitief achter zich dicht en vertrok met haar gezin naar haar nieuwe eigendom. Zij baatten er het landbouwbedrijfje verder uit. In 1902 nam Sophia de éénjarige Judith Philomena Verschelden[ref]Bevolking Kalken, geboren te Lokeren op 24 augustus 1901.[/ref], onwettig kind van Maria Leonia Verschelden op in haar gezin. Hoe lang het kind er verbleef en of er enige band was met de moeder van het kind, is nog niet teruggevonden. Sophia bleef er wonen tot haar overlijden in 1930, verschillende van haar gehuwde kinderen kwamen voor korte of langere tijd bij haar inwonen.

De eigendom bleef in onverdeeldheid tot de kinderen van Constant er uiteindelijk verhuisden, dan werd de eigendom verkocht. Het huisje werd later afgebroken.