Zaakwaarnemer van de graaf van Renesse, baron van Oostmalle

In de zomer van 1722 vond Anthony een nieuwe betrekking. Hij was niet langer in overheidsdienst, maar stond voortaan op de loonlijst van François Hyacinthe graaf van Renesse die onder andere ook baron van Oostmalle was.[ref]François Hyacinthe van Renesse (°’s Heeren-Elderen 9/2/1666, +’s Heeren-Elderen 20/3/1740) was in 1691 zijn vader opgevolgd als “Graeve van Renesse, Baron van Oostmalle, Heer in Beijrs (=Beerse), Vorsselen (=Vorselaar), Turnhout, Gierle, Brecht, Baerle, Dessel en Welde etc., Hooghen en Souverain Officier der steden en Lande van Stockem, etc”.[/ref] Dit blijkt uit een nota van 6 augustus 1722 waarbij Anthony 18 kronen kreeg terugbetaald “in voldoeninge der gedane devoiren ten dienste en op order van zijne genade”.[ref]Het archief van de heerlijkheid Oostmalle wordt door nazaten van de familie Renesse privaat bewaard en is niet voor het grote publiek toegankelijk. Gelukkig heeft de vzw Domein de Renesse de stukken betreffende Oostmalle mogen inscannen en konden we deze met hulp van dhr. Leo Van Herwegen raadplegen.[/ref][ref]Domein de Renesse vzw (DdR), familiearchief de Renesse, nr. 1.070 afrekening van J. B. Schellincx over geld uitgegeven voor Francois Hyacinthe van Renesse. van 6/08/1722 tot 1/09/1722.[/ref] Welke functie Anthony toen had is onbekend.

Op 20 maart 1723 ondertekende hij een akte als griffier van het ridderlijk leenhof van Oostmalle.[ref]DdR, familiearchief de Renesse, nr. 577 Ouden leenboek Oostmalle nr. 4.[/ref] Een jaar later omschreef hij zichzelf op 31 maart 1724 (éénmalig) als “stadhouder (= voorzitter) van de leenhovens van Westmael, Zourzel ende Brecht (en) griffier van die van Oostmael”.[ref]RAAnd, oud notariaat, archief Christianus Ferdinand Van Dalen notaris te Brussel, akten 1743-1744, verkeerd ingebonden akte 31/03/1724.[/ref]

Aanhef notariële volmacht dd. 31/03/1724: “Den ondergeschreven Antonius Capitaine / Stadthouder van de Leenhovens van Westmael, Zourzel ende Brecht, Greffier van die van oostmael etc.

 

Hoewel het buurgemeenten betreft, is dit een weinig waarschijnlijke cumul van functies. De heerlijkheden Westmalle-Zoersel, Brecht en Oostmalle behoorden immers toe aan drie verschillende adellijke families.[ref]De heerlijkheid Westmalle-Zoersel was van 1721 tot 1740 in handen van barones de Moitrey, weduwe van Erard van Cottereau. De heerlijkheid Brecht behoorde toe aan Marie Gabriella de Lalaing, weduwe van Rijngraaf Karel Florentijn van Salm. De heerlijkheid Oostmalle was eigendom van de familie van Renesse.[/ref] De graaf van Renesse had het in Oostmalle voor het zeggen, maar bezat in Westmalle-Zoersel en Brecht louter enkele (achter)lenen. Hij was dus niet in een positie om daar de voorzitter van de leenhoven te benoemen.

Bovendien ontbreekt in de archieven van Westmalle en Zoersel elk spoor over Anthony.[ref]RAA, oud gemeentearchief Westmalle. Voor zover we konden nagaan (het archief vertoont lacunes) bezat Anthony Capitaine in Westmalle geen onroerend goed. Hij betaalde er geen belastingen. Er werden hem geen onkostenvergoedingen uitgekeerd. Geen enkel ambtelijk stuk draagt zijn handtekening. Hij was geen partij bij processen. Hij was geen lid van de schuttersgilde.[/ref] Mogelijk had hij zich met zijn drievoudig stadhouderschap ietwat vergaloppeerd om zijn prestige op te vijzelen.

Enkel in archiefstukken over Oostmalle werd Anthony en zijn gezin teruggevonden.[ref]In het rijksarchief Antwerpen ontbreken de schepenregisters van Oostmalle voor de periode 1683-1738. Net de periode dat het gezin Capiteyn-Moreau in de gemeente woonde.[/ref] Een vijfjarig kind Capitaine, voornaam onbekend, werd er in oktober 1724 begraven.[ref]De kans is groot dat de pastoor zich in de leeftijd van het kind heeft vergist en dat het veel jonger was.[/ref] Drie kinderen Capitaine werden er gedoopt: Joannes Wilhelmus (september 1725), Joanna Catharina (december 1727) en Maria Elisabeth (mei 1729). Dooppeter en -meter in september 1725 waren Anthony’s werkgevers: de “Doorluchtige Heer van Oostmalle, Frans Hyacint Graaf de Renesse” en zijn dochter “Maria Alexandrina Gravin de Renesse”.

Al snel was Anthony veel meer dan louter de griffier van het lokale leenhof. Gezien de veelvuldige afwezigheden van de graaf van Renesse werd hij na verloop van tijd gepromoveerd tot diens rechtstreekse vertegenwoordiger in Oostmalle “met macht van (…) te doen allent geene (alsof) wij (= de graaf) present zijnde”.[ref]DdR, familiearchief de Renesse, nr. 587 cijnsregister 1720-1758, los blad met ontwerp van machtiging opgemaakt dd. 24/09/1727.[/ref] Een lege briefomslag geadresseerd aan: “Mijnheer Capitaine homme d’ affaire van den heere graeve van Renesse tot Oostmalle”, is hiervan de bevestiging.[ref]DdR, familiearchief de Renesse, nr. 707 briefomslag (leeg).[/ref]

Wij onders(chreven) ettc / gheven mits desen volle last ende procuratie aen Sr Capitaine ende Sr van Hasselt / om in onsen naeme ende van onsen tweeghe te staen over de reckeninghen / van Adriaen Maes ende andere volgende borgemeesters als meede te oversien de voorgaende reckeninghen van(de) beginsele van(de) processe, met macht van daerinne / te doen allent geene wij present sijnde souden connen ofte mogen doen / verbiedende aen onse wethouderen ende een ider int particulier van iets te verteeren tot laste van dese gemeijnte, soo / int overhooren van(de) reckeninghen als andersints, ordonnerende aen de borgemeesters / die hunne reckeninghen doen, te betaelen de rechten van(de) schouteth in handen / van(de) voors-(chreven) Capitaine, in teeken der waerheyt hebben wij dese ond(erteeken)t ende / met ons haedeleijck cachet bevestight op onsen casteele ende residentie / van Oostmalle desen 24en 7bris 1727.

Briefomslag geadresseerd aan: “Mijnheer Capitaine homme d’ affaire van den heere graeve van Renesse. Tot Oostmalle”.

 

Anthony was dan wel de vertegenwoordiger van de graaf, van echt vertrouwen tussen de twee was er geen sprake want van Renesse was een moeilijk man om voor te werken. Aan een verschroeiend tempo werd in Oostmalle personeel (schouten, rentmeesters, jachtopzieners, griffiers, houtvesters) ontslagen of vertrok het met slaande deuren. De archieven van Oostmalle vertonen dan ook grote “littekens” en het is soms totaal onduidelijk wie op een bepaald moment welke functie waarnam.

Om betwistingen te vermijden was het dan ook verstandig dat transacties tussen Anthony en zijn werkgever notarieel werden vastgelegd. Dit was onder andere het geval op 24 juli 1726 toen de graaf alle graan, gerst, stro, een houtmijt en een voorraad turf die zich op de neerhoeve van Oostmalle bevonden aan Anthony overdroeg. Ook (niet gespecificeerde) meubelen uit het kasteel veranderden van eigenaar. Dit ter compensatie van werk en uitgaven die Anthony zich de drie voorbije jaren had getroost. Anthony verklaarde met de betaling in natura “vergenoegd ende ten volle voldaan te zijn”.[ref]ARAB, Families varia, serie I nr. 54 (de) Renesse 1603 – 1728, kopie akte dd. 24/07/1726 voor Antoon Jacob Gerardi notaris te Brecht.[/ref]

Naast zijn taken in Oostmalle vergezelde Anthony de graaf soms naar Brussel. Dit was het geval in juli en augustus 1723 waarbij zorgvuldig alle uitgaven door en voor de graaf en zijn gevolg (6 à 7 personen) werden genoteerd. Bovenop de logementskosten ging het om rekeningen “voor dobbelen anijs en beslag van paard“, “voor een paar bruine kousen”, “voor 2 slaapmutsen , poeder en lint”, “voor een snuiftabakdoos en snuif”, “voor een scheermes en barbier”, ”voor 2 citrons”, “voor het lijnwaad te wassen”, “voor 100 kreftiëns”, “voor paruken poeder”, “voor vet en brood voor de honden, voor een beurs met drinkgeld”, enz. Een levensstijl die handen vol geld kostte. Toen bijvoorbeeld de graaf in september 1723 van Brussel naar Oostmalle terugkeerde werd een koetsier met twee paarden ingehuurd. Kostprijs 13 gulden 17 ¼ stuiver, zowat het maandloon van een goed ambachtsman.

François Hyacinthe graaf van Renesse, baron van Oostmalle (°’s Heeren-Elderen 9/2/1666, + ‘s Heeren-Elderen 20/3/1740).  Afgebeeld als jongeman toen hij gouverneur van de vesting Stokem was. Portret hangt n het kasteel van de familie de Renesse in ‘s Herenelderen.

 

Dankzij zo een “uitgaven memorie” (= huishoudrekening) is bekend dat op 11 maart 1724 “voor de voedering van mijnheer Capiteijn zijn kleed” 4 gulden 15,5 stuiver werd betaald door de graaf.[ref]DdR, familiearchief de Renesse, nr. 797 memorie van uitgaven over een verblijf van de graaf in Brussel (13/05/1723 tot 31/09/1723) en in Oostmalle (1/11/1723 tot 17/12/1723 en 1/03/1724 tot 26/03/1724).[/ref] Waarschijnlijk de voering van een ambtsuniform dat Anthony bij formele gelegenheden droeg als griffier van het ridderlijk leenhof. De kans is groot dat daar ook schoenen met zilveren gespen, een korte gepoederde pruik en een driekantige steek bij hoorden.

Anthony trok ook naar Brussel voor eigen rekening. Samen met zijn bejaarde vader Arnout (69 ) en stiefmoeder Margarita Lion verscheen hij er op 16 januari 1723 voor een notaris. Het echtpaar Capitaine – Lion schonk Anthony de eigendomstitel over een woning in Brussel “sur le Cantersteen dans la grande porte en entrant à droite”. Een andere omschrijving heeft het over een woning “en la rue dit cantersteen au milieu du cul de sac qui se trouve du côté de (la rue de) l’impératrice”. Dit in ruil voor de belofte levenslang door hem te worden voorzien van voedsel, huisvesting en kledij.[ref]RAAnd, oud notariaat, archief Pierre Deschamps notaris te Brussel, akte dd. 16/01/1723.[/ref]

Op het eerste zicht was het voor Anthony een voordelige overeenkomst. De woning was enkele jaren eerder geschat op 2.200 gulden en kon bij verhuur 120 gulden/jaar opbrengen. Nader beschouwd was de schenking het papier niet waard waarop alles was geregistreerd en bleek het huis een vergiftigd geschenk. Niet minder dan vier erfelijke renten waren erop vastgezet, samen goed voor een hypotheek van 3.400 gulden. Bovendien viel de verschuldigde intrest van 136 gulden per jaar voortaan ten laste van de nieuwe eigenaar. Daar kwam bij dat vader Arnout kort voor de overdracht van de eigendomstitel één van de hypotheken frauduleus had laten schrappen. Gevolg was dat op de woning binnen de kortste keren bewarend beslag werd gelegd.

In de zomer van 1725 werd een poging ondernomen om het huis openbaar te verkopen, maar dit bleek geen succes “comme la maison est toute a fait délabré (= vervallen) et que pour cette raison personne n’a haussé”.[ref]RAAnd, Raad van Brabant secretariaten, nr. 7.181 verbalen Vander Linden 1725.[/ref] Wat er verder met dit huis gebeurde is onbekend.

 

De belangen van de graaf

Minstens tot 18 september 1728 bleef Anthony in Oostmalle griffier van het leenhof. Tijdelijk nam hij er ook andere functies waar.[ref]DdR, familiearchief de Renesse, nr. 577 Ouden leenboek Oostmalle nr. 4.[/ref] Van Kerstmis 1726 tot 12 januari 1728 hield hij als rentmeester van de graaf de leen- en cijnsboeken bij.[ref]DdR, familiearchief de Renesse, nr. 587 cijnsregister 1720-1758.[/ref] Dit gaf aanleiding tot een zoveelste conflict met de ingezetenen van Oostmalle. Deze vroegen juni 1727 de Raad van Brabant om van Renesse, “Anthoen Capitaine, ende alle andere dit rakende ’t ordonneren van promptelijk aan de supplianten (= het bestuur van Oostmalle) over te leveren de leen ende cijnsboeken der voorschreven heerlijkheid, ofte ten minsten dubbels” om controle mogelijk te maken. Hun eis werd als “ongefondeerd en niet ontfankbaar” van de hand gewezen.[ref]RAAnd, Raad van Brabant secretariaten, nr. 5.702 vonnissen januari – februari 1728, verwijzing naar een rekwest dd. 28/06/1727.[/ref]

Akten van januari – maart 1726 hebben het over “den heere substituut schout Cappitaine”.[ref]RAA, oud gemeentearchief Oostmalle, nr. 1 en 2, bundel resolutiën, correspondentie en requesten 17de – 18de eeuw. Jaaroverzicht “specificatiën van vacatiën schryfrechten door de schepenen van Oostmalle” voor de periode Sint-Jansmis 1727 tot Sint-Jansmis 1728.[/ref][ref]RAA, oud gemeentearchief Oostmalle, nr. 10 dorpsrekeningen 1717 – 1730, rekening Sint-Jansmis 1724 – Sint-Jansmis 1725.[/ref][ref]RAA, oud gemeentearchief Oostmalle, nr. 42 wettelijke akten 1726 – 1735 [/ref][ref]DdR, familiearchief de Renesse, nr. 1.321 Huurceel van de tiende van Vosselaar en Beerse voor 6 jaren dd 30/04/1719 voor Peeter Wouters met vernieuwing van het contract en eindigend 1730.[/ref] De echte schout Jean Baptiste Schellinckx had Oostmalle immers verlaten en verbleef in Antwerpen nadat hij in 1725 herhaaldelijk door graaf van Renesse fysiek was aangevallen.

Voorbeeld van een ambtelijk stuk van griffier Anthony Capitaine dd. 10/09/1727 “gheschreven op den casteele van Oostmalle” en gericht aan ex-schout Jean Baptiste Schellincx. Betreft het verplichte leenverhef over een leenhoeve.

 

Volgens de “Geschiedenis van Oostmalle” van pastoor De Molder was Anthony ook enige tijd volwaardig schout.[ref]DE MOLDER Theodor, “Geschiedenis van Oostmalle”, 1947. Het boek werd postuum uitgegeven. Sommige hoofdstukken zijn slechts werknota’s van de auteur, waardoor het boek warrig leest en tegenstrijdigheden bevat[/ref] Hij schreef: “Omdat de heer Baron zijn kosten niet wilde betalen in het proces,[ref]Sinds 1696 liep er een rechtszaak tussen graaf van Renesse en de inwoners van Oostmalle over het al dan niet bestaande recht van de graaf om een deel van de grote baan naar Hoogstraten met bomen te beplanten. Oostmalle beriep zich op een afkoopregeling uit 1432. De Raad van Brabant stelde hen op 11/07/1726 in het gelijk.[/ref] zoo wordt verondersteld, doen de gemeentenaren zijn meubelen aanslaan en publiek verkopen.

Maar op 18 juni 1727 schrijft de schout A. Capitaine dat hij bezig is de opstandelingen van Oostmalle te executeren (= inbeslagnames, geen terechtstellingen). Bij de bakker heeft hij een partij tin en koper aangeslagen dat publiek zal verkocht worden. Hij schrijft er bij dat men alle venijn op hem spuwt “maar ik ben ten dienste van Mijnheer en ik zal tot in de puntjes Uwe bevelen uitvoeren” en “zij zullen behandeld worden gelijk zij Mijnheer hebben behandeld”. “De bakker Vermeire en de lakenwever Toontje Ghysels hebben beweerd dat uwe handteken vals was om te ontsnappen aan de vervolging en zoo de zaak nog meer verward.

Tot zijn ontslag in 1729 was Anthony ook de “receveur” van de graaf.[ref]RAA, oud gemeentearchief Oostmalle, nr. 1 en 2, bundel resolutiën, correspondentie en requesten 17de – 18de eeuw. Jaaroverzicht “specificatiën van vacatiën schryfrechten door de schepenen van Oostmalle” voor de periode Sint-Jansmis 1727 tot Sint-Jansmis 1728.[/ref][ref]RAA, oud gemeentearchief Oostmalle, nr. 10 dorpsrekeningen 1717-1730, rekening Sint-Jansmis 1724 – Sint-Jansmis 1725.[/ref] Alles wijst er op dat hij diens belangen nauwgezet behartigde. In een belastingregister staat naast de lijst met onroerende “goederen van den heere alier aan de castelijne” (= kastelein, huismeester = Anthony) voorgelegd, in de marge voor een bepaald perceel: “hier jegens protesteert dhr. Capitaine alzo dezen part aan hem of aan zijne meester niet en zijn bekend”.[ref]RAA, oud gemeentearchief Oostmalle, nr. 19 zettingen 1721-1729, zetting afgesloten dd. 2/08/1727.[/ref]

Zijn diverse functies hadden tot gevolg dat Anthony tijdens zijn jaren in Oostmalle belast werd met zeer uiteenlopende opdrachten: het opvolgen van reparaties aan bezittingen van de graaf, het geven van advies over de mogelijkheid om een huis te onteigenen en af te breken, het controleren van dorps-rekeningen, het afwikkelen van erfenissen, het organiseren van straatschouwingen, het uitschrijven van een dagvaarding om leenverhef te doen, het verhoren en veilig opsluiten van gevangenen, het inboeken van betaalde cijnzen, het afleveren van officiële attesten, het opvolgen van processen, het omslaan van belastingen, het bijhouden van landboeken, het voldoen aan militaire opeisingen, enz.[ref]RAA, oud gemeentearchief Oostmalle, nr. 1 en 2, bundel resolutiën, correspondentie en requesten 17de – 18de eeuw. Jaaroverzicht “specificatiën van vacatiën schryfrechten door de schepenen van Oostmalle” voor de periode Sint-Jansmis 1727 tot Sint-Jansmis 1728.[/ref]

[ref]versie 2018[/ref]