Ilderique, een opmerkelijke tante

Ulrica / Ilderique Capitaine[ref]Haar officiële voornaam was “Ulrica”. Zelf gebruikte ze na verloop van tijd de meer Frans klinkende vorm “Ilderique[/ref].

Geboren: Zeveneken 11 mei 1810. Overleden: Gent 5 november 1863.

Dochter van Franciscus Arnoldus Capitaine (junior) en Petronilla Theresia Van Deursen. Ze was van hun zes kinderen het enige die de Franse schrijfwijze van de familienaam behield. Hoewel “slechts” een ver verwante tante goed voor een eigen hoofdstuk omwille van haar opmerkelijke persoonlijkheid en levensloop. En omdat haar overlijden grote gevolgen had voor haar oudere broer: onze voorvader Eugenius Franciscus Capiteyn.

In den beginne was er niets

Reeds bij haar geboorte liep ze, onbewust, buiten de lijntjes. Dertig jaar na haar geboorte bleek dat Zeveneken haar geen geboorte-uittreksel kon bezorgen. Officieel bleek ze immers niet te bestaan. Oorzaak was dat de oorspronkelijke aangifte “n’a pas été inscrit parce que le maire est devenu fou”. Het was pas op 27 maart 1840 dat ze via een vonnis van de Rechtbank van Eerste aanleg te Gent retroactief werd ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van Zeveneken.

Op 27 februari 1827 verhuisde ze samen met haar ouders en de rest van het gezin één straat verder waardoor ze van Zeveneken in Lokeren terechtkwam. Het gezin had het financieel niet breed, en niets wijst er op dat ze in haar kinderjaren enig onderwijs van betekenis heeft genoten. Haar broers en zussen werden het lezen en schrijven in elk geval nooit machtig. Ilderique daarentegen zou uiteindelijk tientallen Franstalige boeken in huis hebben.

Om den brode naar Gent, met twee kinderen tot gevolg

Als 18-jarige verhuisde ze in 1828 van Lokeren naar Gent (adres onbekend). Twee jaar later, in 1830, woonde ze in de Gentse Tichelrei waar ze stond ingeschreven als “Kapityns Elerica, dagloonster”. Meer dan een kamer zal ze niet tot haar beschikking hebben gehad, want ook verschillende andere personen waren er gedomicilieerd. Op 10 maart 1831 verhuisde ze als meid naar een kamer in de Sleepstraat nr. 96. Een adres dat ze met vijf gezinnen deelde. Ze was toen reeds enige tijd zwanger en op 1 augustus 1831 beviel “naaister” Ilderique van een dochter: Hortense Capitaine. Bij de burgerlijke stand noteerde men: vader onbekend. Natuurlijk had ze het liever anders gezien, maar bevallen van een natuurlijk kind was een ongeluk dat wel meer 21-jarige naaistertjes overkwam die zich in een grote stad, ver van hun familie, probeerden te handhaven.

Het bleef niet bij één kind. Toen Ilderique in de Gentse Annonciadenstraat woonde werd daar op 28 maart 1833 een tweede buitenechtelijke dochter geboren: Leopoldine Capitaine.

Of ze een bolwassing kreeg toen ze op 6 mei 1834 als “dienstmeyd” met haar dochters naar Lokeren verhuisde en een tijdje bij haar ouders in de wijk Nieuwpoort ging inwonen, is onbekend.

Nog zes buitenechtelijke kinderen

De aantrekkingskracht van Gent was blijkbaar groot en na enkele maanden liet Ilderique zich september 1834 als “particulière” domiciliëren in de Gentse Bellevuestraat nr. 90 (nu Raas van Gaverestraat). Toen ze op 18 mei 1835 naar de Gentse Saliestraat / Sailliestraat nr. 21 (nu Krommen Elleboog) verhuisde was ze andermaal zwanger en naaister van beroep. Een derde buitenechtelijk kind werd geboren op 23 september 1835. Deze zoon: Emille Capitaine overleed na één maand.

Door verhuis, of hernummering van de huizen, woonde Ilderique tussen 1835 en 1851 in de Saliestraat / Sialliestraat nrs. 16, 21, 34 en 38. Ilderique zag haar kroost ondertussen aangroeien met nog eens vijf kinderen. In december 1838 werd ze vermeld als kleermaakster, bij de vier andere geboorten was ze “bezondere” / “particulière” of “zonder beroep”.

Voor alle acht kinderen die tussen 1831 en 1844 werden geboren noteerde men bij de burgerlijke stand steeds hetzelfde: moeder ongehuwd, van een vader werd geen melding gemaakt en dus kregen ze “Capitaine” als familienaam[ref]Hortense (1831), Leopoldine (1833), Emille (1835), Leonard (1837), Auguste (1838), Elisa Adelaïde (1840), Constantinus (1842), Joanne (1844)[/ref].

Ook in de doopregisters van de Gentse parochie Sint-Martinus Akkergem noteerde men de kinderen als “illegitim”, zonder verwijzing naar de mogelijke verwekker[ref]RAG, kerkarchief Sint-Maartenskerk Akkergem Gent deel 1, nr. 283 doopregister 1831-1835, nr. 284 doop-register 1836-1840, nr. 285 doopregister 1841-1844[/ref]. Wat de pastoor dacht van Ilderiques indrukwekkende reeks onwettige kinderen staat jammer genoeg niet genoteerd.

Grondeigenaarster

Was Ilderique het goedgelovig slachtoffer van wisselende gelegenheidspartners die haar keer op keer verlieten? Verdiende ze haar brood in één of ander bedenkelijk etablissement? Was ze aan lager wal geraakt? Niets is minder waar. Naarmate de jaren verstreken verwierf Ilderique een aanzienlijk vermogen en leidde ze het leven van iemand uit de burgerij. Daar hoorde ook aandacht voor liefdadige werken bij.

Toen in november 1846 de parochie Sint-Martinus Akkergem een tentoonstelling van “objets d’art” organiseerde, met daaraan gekoppeld een tombola om een zondags- en kantschool voor behoeftige meisjes op te richten, kocht Ilderique een aantal loten. De resultaten van de trekking werden zorgvuldig in een registertje genoteerd. “I. Capitaine, rue dite Crommenellebooge” won met lot 2806 prijs nr. 49[ref]RAG, kerkarchief Sint-Maartenskerk Akkergem Gent deel 2, nr. 590 uitslag tombola ten voordele van de zondags- en kantschool afgesloten 30 november 1846[/ref]. Wat de prijs was is niet bekend.

De zware economische crisis van 1846 had op Ilderique geen vat. Toen op 19 maart 1846 de nalatenschap van een zekere Andreas Marquegnie openbaar werd verkocht, bracht Ilderique via een stroman, Remi Dierckx-Van Ackere, het hoogste bod uit op “een huis stede en erve, Gent Bellevuestraat nr. 66, houdende d’een zijde juffrouw weduwe Van Hecke, aan d’andere zijde den eigendom van weduwe De Keghel” en op “enen hof met gloriette, rondom in zijne muren, Gent Bellevuestraet nr. 64, achter het voorgaande huis, groot omtrent 9 aren, uitgang hebbende in de Bellevuestraat. Palende aan d’eigendommen van de weduwe Van Hecke, dheer Lepere en ander.” Het huis was verhuurd à rato van 300 frank/jaar aan weduwe Turck. Hof en gloriette waren à rato van 325 frank/jaar verhuurd aan Eugène D’Hane[ref]RAG, notariaat Louis Lammens Gent, nr. 21 akte 15, dd. 24/02/1846[/ref]. Een naam om te onthouden. De goederen in de Grote Bellevuestraat (nu Raas van Gaverestraat) werden niet met een hypotheek belast want de verschuldigde 9.020 fr betaalde Ilderique contant.

Enkele maanden later verwierf Ilderique op 24 oktober 1846 in de parallelle Kleine Bellevuestraat (nu Rozemarijnstraat) “een partij hoveniersgrond deel van een meerder partij gelegen en gestaan te Gent in den Akker bekend bij kadaster sektie F nummer 556 groot voor de verkochte erve 1.277 meters”. Op het perceel liet ze door architect-bouwmeester Louis Eyckens een prestigieuze burgerwoning bouwen voor haarzelf en haar zes in leven gebleven kinderen, tussen de 3 en 14 jaar oud[ref]Louis Eyckens (°Kortrijk 19/08/1807, +Gent 7/06/1879) was ook de architect-bouwmeester van de herenwoning die de Gentse textielbaron Ferdinand Lousbergs in 1842-1846 in de Keizer Karelstraat liet bouwen. Hij was ook de bouwmeester van de Vanderdonckt doorgang, de eerste winkelgalerij in Gent. Nu beter gekend als “het glazen straatje”[/ref].

Louis Eyckens nam ook alle papierwerk voor zijn rekening. Op 20 maart 1847 vroeg hij het stadsbestuur toestemming “de pouvoir construire une nouvelle maison conformément au plan ci joint, pour être sise dans la petite rue Bellevue canton Akkergem, tenant d’un côté a la maison du propriétaire Ros et de l’autre côté par un mure de clôture aboutissant à ma propriété de monsieur Van Ackere.[ref]SAG, bouwaanvragen G12, Rozemarijnstraat, dossier G12/1847/6517[/ref].



Gevel van de woning in de Kleine Bellevuestraat (nu Rozemarijnstraat) gebouwd in opdracht van Ilderique Capitaine. Tekening als bijlage bij de bouwaanvraag ingediend door Louis Eyckens dd. 20 maart 1847.


De woning van Ilderique Capitaine, Rozemarijnstraat nr. 43, situatie 2014.

Toen de nieuwe woning, Kleine Bellevuestraat nr. 31/7 (tot op heden bewaard als Rozemarijnstraat nr. 43) klaar was, nam Ilderique er haar intrek. Het huishouden werd er verzorgd door twee inwonende dienstmeiden die op zolder elk hun kamertje hadden. Ilderique had haar financiële schaapjes op het droge.

Een goede dochter

Ilderique vergat haar bescheiden afkomst niet. Om haar bejaarde ouders een ongestoorde oude dag te bezorgen kocht ze op 26 februari 1850 voor 3.000 fr. een kleine woning, “d’helft van een huis stede en erve midtsgaders boomgaard, groenselhof en verdere aanhorigheden” in het “Sint-Eloystraetjen” in Zeveneken. Het betrof een deel van een tweewoonst die haar ouders tot dan toe hadden gehuurd. Een woning die Ilderique in 1857, na het overlijden van haar moeder, terug verkocht[ref]RAG, notariaat Joseph Drubbel Oostakker, nr. 31 akte 17 dd. 19/03/1857[/ref].

Mogelijk was de aanschaf van deze woning de reden waarom Ilderique op 15 juni 1850 een lening aanging van 4.000 fr, terugbetaalbaar over een periode van elf jaar. Als onderpand voor de lening vestigde ze een hypotheek op haar “onlangs nieuw gebouwd huis met koetspoort, tuin, bloemserren en verdere toebehoorten en aanklevendheden, gestaan en gelegen te Gent ten voorhoofde in de Kleine Bellevuestraet op Ackergem, getekend nummero 7, groot in oppervlakte 1.277 meters, palende noord de heren Du Ry en Roos, zuid en oost den heer Van Ackere en west de Kleine Bellevuestraet[ref]RAG, notariaat Victor Guillaume Teirlynck Sleidinge, nr. 66 akte 7 dd. 15/09/1850[/ref].

Handtekening Ilderique Capitaine onder een notariële akte dd. 15 juni 1850

Een “deftige” dame, met “deftige” (schoon)kinderen

Vanaf 1838 oefende Ilderique geen enkel beroep meer uit en had ze officieel geen enkele bron van inkomsten. Toch was er financieel nooit een vuiltje aan de lucht. Enkele bescheiden leningen werden probleemloos afgelost. Voor het huishouden waren er inwonende meiden. Haar kelder bevatte honderden flessen wijn. De kinderen werden naar pensionaten gestuurd en er Franstalig opgevoed.

Vanaf 1854 verlieten die kinderen één na één het huis om te huwen. Hun buitenechtelijke afkomst en het feit dat hun moeder ongehuwd was, vormden geen hinderpaal voor huwelijken met “deftige” burgers uit de middenklasse. Haar vier dochters huwden respectievelijk met een muziekleraar die later professor aan het conservatorium werd, met een huisarts die later hoofdgeneesheer van de Gentse gevangenissen werd, met een een hogere bediende bij de Nationale Bank van België en met de eigenaar van een goed draaiende bierbrouwerij. Ook de twee zonen Capitaine huwden met dochters uit de gegoede burgerij en waren levenslang rentenierend “grondeigenaar”.

Op 7 juni 1856 ging Ilderique terug een lening aan. Deze keer 8.000 fr voor een termijn van 10 jaar met een rentevoet van 5%. Omdat de vorige hypotheek reeds lang was gelicht kon ze probleemloos een nieuwe vestigen op haar “onlangs nieuw gebouwen huis met koetspoort, tuin, bloemserres en verdere toebehoorten en aanklevenden ten voorhoofde Kleine Bellevuestraet nr. 31 op Ackergem te Gent”, oppervlakte 1.277 m2. Ook de bezittingen in de Grote Bellevuestraat werden opnieuw als onderpand ingebracht[ref]RAG, notariaat Alexis Emmanuel Ghisleen Spanoghe Gent, akte 1.496 dd. 7/06/1856, contract van lening tussen Joannes Predhon en Ilderique Capitaine[/ref]. Waarvoor ze het geld nodig had is onbekend.

Eindelijk gehuwd

Mogelijk was het tijdens een vakantie in Oostende dat Ilderique haar toekomstige man leerde kennen. Op 15 oktober 1857 huwde ze in Gent met Franciscus Josephus Gantois (°Oostende 19/10/1798, +Gent 28/01/1867)[ref]Franciscus Josephus Gantois was de zoon van Franciscus Josephus Gantois (°Thuin ca 1760, +Oostende 14/06/1846) en Joanna Cecilia Cassesman (°Bredene 18/04/1770, +Oostende 29/12/1852). Na het overlijden van Ilderique verhuisde hij naar “Chemin du Moulin 23” / “Meulenweg” te Gent waar hij in 1867 overleed[/ref]. Zij was toen 46 jaar, hij een 59-jarige kinderloze vrijgezel uit Oostendse waar hij bekend stond als kuiper, reder, grondeigenaar en wijnhandelaar op rust. Tevens was hij één van de oprichters van de “Onderlinge verzekeringsmaatschappij voor visschersvaertuigen te Oostende”. Na zijn huwelijk liet hij zich bij zijn echtgenote in de Gentse Rozemarijnstraat domiciliëren.

Hun huwelijkscontract bepaalde dat er enkel “gemeenzaamheid van aanwining of conkesten” zou zijn. Dus werd zorgvuldig genoteerd wat er bij de start van het huwelijk tot hun privaat patrimonium behoorde. Voor de bruidegom ging het om een pakhuis en aandelen in enkele “visscherij vaartuigen”, linnen, juwelen, meubelen, koopmansgoederen en gereedschappen van de “kuiperije”. Alles samen geschat op 38.000 frank. Ook was er sprake van “geleverde wijnen, sterke dranken, gekochte en geleverde vischtonnen” voor een geschatte waarde 15.000 fr.

Het patrimonium van de bruid bestond uit:

– haar klederen, lijnwaad, juwelen, zilverwerk en meubelen. Geschatte waarde 8.000 fr.

– “wijnen in den kelder en planten in de serren en hof”. Geschatte waarde 6.500 fr.

– achterstallige pachten en contant geld. Waarde 2.000 fr.

– “het huis door haar bewoond en gebruikt, gestaan en gelegen in deze stad Gent in de Kleine Bellevuestraat 77 en nog een ander huis en hof gestaan en gelegen Groote Bellevuestraat nummers 64 en 66”.

– een lijfrente van 6.000 frank/jaar ten laste van haar zes nog in leven zijnde kinderen “bezet en gehypothekeerd op hunne onroerende eigendommen”.

Indien het huwelijk kinderloos bleef, zeer waarschijnlijk gelet op de leeftijd van de bruid, zou de langstlevende partner “het volle gebruik en inkomen, zijn leven gedurende, blijven behouden op alle de roerende en onroerende goederen, zonder onderscheid, door den overleden achtergelaten”. Naast het vruchtgebruik zou de partner het recht hebben “het huis door de echtgenoten bewoond met alle de meubelen en effecten van het huishouden, wijnen, likeuren en planten op prijzij (= schattingsprijs) over te nemen”[ref]RAG, notariaat Alexis Emmanuel Ghisleen Spanoghe Gent, akte 1.637 dd. 14/10/1857, huwelijkscontract Gantois-Capitaine[/ref].

Na het burgerlijk huwelijk werd dezelfde dag het kerkelijk huwelijk ingezegend in de kerk van Sint-Martinus Akkergem-Gent. Ilderique die volgens de burgerlijke stand nooit was gehuwd, werd door de pastoor vreemd genoeg omschreven als “vidua prienabilis Eugenii Dhane[ref]RAG, kerkarchief Sint-Maartenskerk Akkergem Gent deel 1, nr. 297 huwelijksregister 1849-1861[/ref]. Dat de pastoor zich niet had vergist en Ilderique inderdaad een weduwe was bleek na haar overlijden.

Parochie Sint-Martinus Akkergem Gent. Registratie kerkelijk huwelijk tussen Franciscus Josephus Gantois en Ilderica Capitaine “vidua prienabilis Eugenii Dhane” dd. 15 oktober 1857.

Eerste uren na haar overlijden

Na zes jaar huwelijk overleed “grondeigenaarster” Ilderique Capitaine in haar burgerwoning in de Kleine Bellevuestraat op 5 november 1863. Volgens de overlijdensakte om 15u30. Postuum werd ze door “Hippolyte Vande Kerchove, lichttekenaar te Gent” gefotografeerd. Geen goedkope onderneming in die tijd. Het was echter niet het enige dat in de uren na haar overlijden gebeurde. Op verzoek van de nog thuiswonende zoon Constant Capitaine werd nog dezelfde middag om 17u door de vrederechter overgegaan tot de verzegeling van enkele kamers. In deze die men om praktische redenen niet kon verzegelen: de keuken, de slaapkamer van “stiefvader” Gantois, de eetkamer, de slaapkamer waar Ilderique opgebaard lag, … verzegelde men kasten, laden en “un bureau en acajou se trouvant dans une chambre au premier étage avec une croisé sur le jardin”. Mogelijk het bureau waarin zich alle officiële papieren en documenten bevonden.

Zowel weduwnaar Gantois als de twee inwonende dienstmeiden (de zussen?) Pauline en Marie-Christine Dhondt verklaarden onder ede dat ze niets zouden vervreemden. Zekerheidshalve deden de vrederechter en zijn griffier vervolgens ook een ronde door het huis, van zolder tot kelder, waarbij een voorlopige inventaris werd opgemaakt. Of het nu ging om “bouteilles vides“ en oude “gazettes” op zolder of “une provision de pommes de terre” in de kelder, niets ontsnapte aan hun aandacht. Alles wat men in huis aantrof werd genoteerd[ref]RABW, Vredegerecht kanton Gent 2, minuten van vonnissen burgerlijke akten, akte van verzegeling dd. 5/11/1863[/ref].

Twee dagen later kreeg Ilderique op 10 november 1863 in de Sint-Martinuskerk een uitvaart 1ste klas. Naast het loon van de pastoor, onderpastoor en koster, werden achteraf ook vergoedingen uitbetaald aan de “zangmeester”[ref]De zangmeester ontving voor een begraving 1ste klas 50,82 frank (het dubbele van de pastoor), voor een begraving 4de klas was dit 2,94 frank[/ref], de orgelist en het koor dat was versterkt met enkele solisten: een “basstem, bariton, tenor, altus, contrabasse”. De klokluider ontving 36 fr (voor een begraving 4de klas was dit 2,46 fr)[ref]RAG, archief parochie Sint-Martinus Akkergem Gent deel 1, nr. 350 rekeningen van begravingen 19de eeuw[/ref]. Het vervoer gebeurde met vier luxekoetsen, elk getrokken door twee paarden.

De nalatenschap, meer dan een handvol diamanten en briljanten

Ilderique had geen testament opgemaakt. Dit hoefde ook niet want dat haar zes nog in leven zijnde kinderen haar rechtmatige erfgenamen waren werd door niemand betwist. Waarschijnlijk tot hun verbijstering bleken ze de nalatenschap echter te moeten delen.

Omdat ze buitenechtelijk waren geboren hadden ze als “onechte doch wettiglijk erkende kinderen” van hun moeder door een vreemde kronkel in de wetgeving slechts recht op de helft van Ilderiques erfenis. De andere helft viel toe aan hun grootvader Franciscus Arnoldus Capitaine en aan de broers en zussen van hun moeder. Indien een oom of tante overleden was, viel dat deel toe aan neven en nichten.

Niet alleen zagen Ilderiques Franssprekende kinderen de halve erfenis van hun bloedeigen moeder verloren gaan. Bovendien zou het geld gaan naar familieleden met wie er weinig affiniteit bestond. Het waren gewone wevers, spinsters, dagloners of werkvrouwen die niet in staat waren “te kunnen naamtekenen als ongeleerd zijnde”. Met sommige neven en nichten hadden Ilderiques kinderen mogelijk nog nooit een woord gewisseld. En die mochten nu de kassa passeren! Bovendien een goed gevulde kassa want Ilderique bezat nog steeds haar herenhuis in de Kleine Bellevuestraat en de twee woningen in de Grote Bellevuestraat.

Op 8 december 1863 begon men aan een gedetailleerde inventaris en waardebepaling van de inboedel van de gezinswoning[ref]RAG, notariaat Jules Lammens Gent, nr. 20 akte 348 dd. 8/12/1863[/ref]. Het duurde verschillende dagen eer men rond was want de kamers waren gevuld met Boheems kristal, vergulde spiegels, dure meubelen met inlegwerk, porselein, kantwerk, zilveren bestek, bronzen vazen, wandelstokken, tapijten, een vierdelige luxe uitgave van “Les fables de Lafontaine”, een likeurkast in acajou met kristallen karaffen, kamerschermen versierd met paarlemoer, enz. Er waren twee serres propvol planten en bloemen. En er was de inhoud van twee indrukwekkende wijnkelders. In de grote wijnkelder lagen: “7 liters Madère, 180 liters Médoc Margaux, 118 liters Tours, 120 liters Saint-Julien, 20 liters genever, 313 liters Pouillac, 2 liters Haut Sauterne, 235 liters Saint Emilion, 350 ijdele (= lege) flessen, 160 liters Oudenaerdsch bier, 9 liters champagne, 18 liters Aubrion, 12 liters verscheidene soorten wijnen en likeuren, 9 liters Bourgogne, 2 liters Constance”. In de kleine wijnkelder lagen: “40 liters Médoc Margaux, 115 halve liters Malaga doux, 51 liters vin de Chypre, 72 liters Madère du Cap, 42 liters Steinwijn, 30 liters Barsac, 20 liters Madère, 16 liters Asmanshauser, 29 liters rhum de la Jamaïque, 22 liters porto”.

Bij tientallen meubelen en voorwerpen lieten de kinderen Capitaine noteren dat die niet tot de nalatenschap van hun moeder behoorden, maar dat ze die enkel in bruikleen had. Het betrof zaken die de kinderen hadden geërfd van Eugène d’Hane de Steenhuyse en waar ze in onverdeeldheid eigenaar van waren. Het ging onder andere om “een vergulde pendule, een nachttafel in acajou, een necessaire de voyage in pallissander met toebehoorten, vier verlakten kandelaars, een doos met zes dessertmessen”, enz.

Hetzelfde voorbehoud werd door de kinderen Capitaine gemaakt voor “75 diamanten stenen, niet gemonteerd, minder in grootte en waarde als die welke door de overledene in een halssieraad zijn geplaatst en welke (…) zijn begroot op een waarde van 275 franks, een diamanten ring groter dan dien reeds alhier geïnventariseerd dragende de letter L hebbende deze de initialen van koning Lodewijk den achttiende schattende (…) de ring met de omzette briljanten op een waarde van 950 franks, een decoratie van Saint-Louis met diamanten en briljanten omringd hebbende een waarde van 500 franks, een oude gouden horloge met twee cachetten, sleutel en ketting alles in goud, waardig ongeveer de 200 franks”.

Bron van de welstand

Als bewijs voor hun eigendomstitel werd door de kinderen Capitaine een afschrift voorgelegd van het “eigenhandig testament van den heer Eugène d’Hane de Steenhuyse, grondeigenaar wonende te Gent, aldaar overleden 29 mei 1853. Gemeld testament dragende de date van 23 april 1853”. Het was kort maar duidelijk. Eugène d’Hane Steenhuyse had al zijn roerende en onroerende goederen, niets uitgezonderd, nagelaten aan de zes kinderen Capitaine. Enige voorwaarde was dat ze samen een riante lijfrente van 6.000 fr/jaar dienden uit te keren aan hun moeder met wie Eugène d’Hane Steenhuyse naar eigen schrijven was “unis par le mariage religieux”[ref]RAG, notariaat Victor Guillaume Teirlynck Sleidinge, nr. 69, akte 46 dd. 1/06/1853[/ref].

Eigenhandig geschreven testament van Eugène Emmanuel Marie Ghislain d’Hane de Steenhuyse dd. 23 april 1853.

Een document gevonden tussen Ilderique haar papieren bevestigde het kerkelijk huwelijk: “een stuk dragende de date van den 19 december 1850 inhoudende bewijs van het kerkelijk huwelijk aangegaan tussen den heer Eugène D’Hane en de overleden vrouw Ilderica Capitaine”[ref]Een verwijzing naar een parochie ontbreekt, misschien Sint-Martinus Akkergem-Gent ? Of 19/12/1850 de datum van dit kerkelijk huwelijk was, is onbekend[/ref]. Het document was zekerheidshalve door de pastoor van Sint-Martinus Akkergem in 1856, drie jaar na het overlijden van Eugène D’Hane, overgeschreven in zijn huwelijksregister. Hij noteerde dat het kerkelijk huwelijk tussen Ilderique Capitaine en de “praenobilis dominus comes (= de zeer edele heer graaf) Eugenius d’Haene”op 19 december 1850 was ingezegend door de pastoor van Sint-Denijs-Westrem op “speciale commissione” van de bisschop van Gent. Toen Lodewijk Jozef Delebecque, bisschop van 1838 tot 1864.

Die 19 xbre 1850 coram me pastore Ste Dionisie Westrem” op “speciale commissione in scriptes obtanti” (= schriftelijke speciale commissie, ontvangen) vanwege “Domini Episcope” (= de heer bisschop) het huwelijk ingezegend tussen “praenobilis dominus comes (= de zeer edele heer graaf) Eugenius D’Haene Gandensis, filius praenobilis domini comites Joannis Baptista et domicella (= vrouwe) Maria Magdalena Rodriguez D’Evora y Vega, etatis 55 annorum et domicella Ilderica Capitaine ex Seveneken filia Francisci Arnolde et Petronilla Theresia Van Deurse ettatis 40 annorum.

Het is evident dat het de schatrijke jonkheer Eugène Emmanuel Marie Ghislain d’Hane Steenhuyse (°Gent 10/06/1795, +Gent 29/05/1853) was die het kapitaal leverde waarmee Ilderique haar huizen kocht. Meteen is ook duidelijk hoe een ring van de Franse koning Lodewijk XVIII en een met edelstenen ingelegde medaille van Saint-Louis in Ilderique haar juwelenkistje terecht kwam.

Eugène was immers het vijfde kind van Joannes Baptista Maria Josephus Franciscus Gislenus graaf d’Hane de Steenhuyse en Maria Magdelena Isabelle markgravin Rodriguez d’Evora y Vega[ref]LEHOUCQ Nicole en VALCKE Tony, “De fonteinen van de Oranjeberg. Politiek-institutionele geschiedenis van de provincie Oost-Vlaanderen van 1830 tot nu”, deel 2, Biografisch repertorium, p. 240[/ref][ref]VAN DE WIELE Johan en MERTENS Rita, “Inventaris van het familiefonds d’Hane-Steenhuyse”, Gent 1985, Inventarissen en indices gepubliceerd door het Stadsarchief Gent[/ref]. Het echtpaar bij wie de Franse koning Lodewijk XVIII tussen 16 maart 1815 en 18 juni 1815 onderdak vond in de Gentse Veldstraat tijdens Napoleons korte terugkeer aan de macht tussen zijn ontsnapping van Elba en de definitieve verbanning naar Sint-Helena.

Dat Lodewijk XVIII als dank voor de genoten gastvrijheid bij zijn terugkeer naar Parijs een gouden snuifdoos met zijn initialen aan de familie d’Hane Steenhuyse schonk is algemeen bekend. Ook dat de Franse koning later een servies in Limoges porselein in de Veldstraat liet bezorgen (hij had zijn gastheer aanvankelijk een servies in zilver beloofd). De ring en medaille die later bij Ilderique terecht kwamen waren ongetwijfeld ook zulke koninklijke souvenirs.

Nalatenschap onder de hamer

Het grootste deel van Ilderique haar meubelen, zilverwerk en andere roerende goederen werd op 2 mei 1864 openbaar verkocht in de verkoopzaal van de heer Verhulst te Gent. Haar drie huizen werden openbaar verkocht op 12 mei 1864 in “het Hotel van Kortrijk op den Poel te Gent”[ref]RAG, notariaat Jules Lammens Gent, nr. 21 akte 72, dd. 28/04/1864 en 12/05/1864[/ref]. Ze kwamen onder de hamer als:

Koop 1: “een schoon en groot huis met koer en hof, twee serren en verdere afhanglijkheden, gestaan en gelegen te Gent ten voorhoofde Kleine Bellevuestraat getekend nummer 31,bekend bij kadaster Gent sectie F nr. 556 en 556, groot in erve 12 aren 90 centiaren, palende ter ene zijde aan den heer Roose bloemist te Gent en ten andere zijde aan Charles Van Ackere grondeigenaar te Gent, thans bewoond door den heer Gantois”. De koper was verplicht “de bloemtheaters en tafels zich bevindende in de ijzeren serre voor de som van 270 fr (en) de bloemtheaters en tafels zich bevindende in de houten serre voor de som van 175 fr” over te nemen. Het huis werd voor 25.000 fr toegewezen aan Jules Alsberghe, nijveraar.

Koop 2: “een huis van twee stagiën met erve en hof, ten voorhoofde Grote Bellevuestraat getekend nr. 66, kadaster Gent sectie F nr. 453, 454, groot 1 are 34 centiaren, palende ter ene zijde den volgende koop, bewoond door den heer Van De Walle, gepensioneerd kapitein” tegen 325 fr/jaar met recht tot 15 oktober 1864.

Koop 3: “een huis met erve gestaan en gelegen als voren, achter het voorgaande, uitkomende met een gang in de Bellevuestraat, getekend nr. 64, kadaster Gent sectie F nr. 452, 452a bis, groot 6 aren 23 centiaren, houdende ter ene zijde aan de voorgaande koop, bewoond door Pieter Buysse, wasscher en hovenier” tegen 300 fr/jaar met recht tot 15 november 1864. “De kleine houten serre zich bevindende ten midden in den hof van het huis onder den derde koop behoort aan de huurders en zal door hen weggeruimd worden”.

De loten 2 en 3 werden voor 13.100 fr toegewezen aan de heer Derreveux – De Vos die optrad in naam van, en gevolmachtigd door, zijn echtgenote Melanie De Vos.

Gezien het recht op vruchtgebruik van weduwnaar Franciscus Josephus Gantois werd de opbrengst van de veilingen door notaris Lammens vastgezet bij de Bank van Vlaanderen. Pas toen Gantois over-leed kon het geld effectief worden verdeeld tussen de erfgenamen. Omdat Ilderiques vader en één van haar broers ondertussen overleden waren, duurde het een tijd eer duidelijk was wie op hoeveel recht had. Pas na “menigvuldige verhandelingen met de partijen en hunne advocaten, opstellen van ver-scheidene projecten van verkaveling, (en) mededeling derzelve aan partijen en aan den heer vrede-rechter” werd op 17 april 1867 Ilderique haar nalatenschap verdeeld[ref]RAG, notariaat Jules Lammens Gent, nr. 27 akte 140 dd. 27/04/1867[/ref].

Het zuiver actief van de nalatenschap bedroeg 33.958 frank. De zes “onechte” kinderen Capitaine ontvingen per persoon 2.829 frank. De andere helft van Ilderique haar erfenis ging naar haar broers en zussen en werd als volgt verdeeld (netto bedragen):

– broer Eugenius Capiteyn (de 59-jarige voorouder van Patrick Gillis) ontving 3.499 frank

– de drie kinderen van wijlen broer Jacobus Capiteyn ontvingen samen 3.499 frank of elk 1.178 frank

– Benedictus Bontinck, zoon van wijlen zus Maria Josepha Francisca Capiteyn, ontving 3.445 frank

– de drie kinderen van wijlen broer Alphonsius Capiteyn (voorouder van Marleen Van Acker) ontvingen samen 4.276 frank, of elk 1.425 frank. Hun iets groter erfdeel was het gevolg van het testament van grootvader Franciscus Arnoldus Capitaine die zijn zoon Alphonius, bij wie hij inwoonde, een groter erfdeel had toegekend.

Verschillende kinderen Capitaine bleven in Gent en Mariakerke wonen. Ook de verschillende takken Capiteyn bleven in het Gentse en de omgeving van Lokeren wonen (Gent, Zeveneken, Mariakerke, Sint-Amandsberg, Eksaarde, Lokeren, Overmere). Niets wijst er echter op dat Ilderique haar kinderen op één of andere manier in contact bleven met hun ooms, neven en nichten. Omgekeerd bleef er bij de nazaten van deze neven en nichten geen herinnering of verhaal bewaard over de onverwachte erfenis vanwege tante Ilderique.

Wel wijst alles er op dat na Ilderique haar overlijden de verstandhouding tussen haar zes kinderen goed bleef. (Schoon)broers traden op als getuige bij de aangiftes van geboorte bij de burgerlijke stand. (Aangetrouwde) ooms werden teruggevonden als huwelijksgetuige van neven en nichten. En de kinderloos gebleven Leopoldine Capitaine en haar echtgenoot zouden in hun testamenten verschillende neven en nichten als begunstigden vermelden.

Eugène d’Hane Steenhuyse, vader van de acht kinderen Capitaine?

Ilderique haar kinderen hadden uit de nalatenschap van hun moeder elk 2.829 fr ontvangen. Voor gewone werkmensen, de neven en nichten Capiteyn, een bedrag om stil van te worden want ongeveer de kostprijs van een kleine arbeiderswoning. Voor de kinderen Capitaine was dit louter zakgeld in vergelijking met wat ze jaren eerder van jonkheer Eugène d’Hane Steenhuyse hadden geërfd. Een man van aanzien want burgemeester van Leeuwergem (1819-1836), van Elene (1824-1853) en van Steenhuize-Wijnhuize (1826-1836). Van 1836 tot 1846 zetelde hij als katholiek in de provincieraad van Oost-Vlaanderen. Jarenlang was hij lid van de administratieve commissie voor het beheer van de gevangenissen te Gent. Ook was hij jarenlang opperdeken van de Gentse Sint-Antoniusgilde (= de haakbusschieters of kolveniers).

Volgens alle publicaties over de familie d’Hane Steenhuyse overleed hij als kinderloze vrijgezel. Op basis van enkel de gegevens van de burgerlijke stand klopt dit. Hoewel ze nooit officieel werden erkend, zijn er echter tal van aanwijzingen dat jonkheer Eugène Emmanuel Marie Ghislaine d’Hane Steenhuyse (°Gent 10/06/1795, +Gent 29/05/1853) de vader was van Ilderique haar acht buitenechtelijke kinderen.

1) Toen Ilderique op 19 maart 1846 woning nr. 64 in de Gentse (Grote) Bellevuestraat kocht, was Eugène er huurder[ref]RAG, notariaat Louis Lammens Gent, nr. 21 akte 15, dd. 24/02/1846[/ref]. Waarschijnlijk kocht ze (met zijn geld ?) de woning waar ze reeds verschillende jaren feitelijk samen woonden. Ilderique was er immers in september 1835 bevallen van een derde buitenechtelijk kind: Emille Eugène, hoewel ze toen in de Gentse Saliestraat / Sailliestraat was gedomicilieerd.

2) Ilderique was op 19 december 1850 kerkelijk gehuwd met Eugène d’Hane Steenhuyse. Huwelijk dat was ingezegend door de pastoor van Sint-Denijs-Westrem op “speciale commissione” van de bisschop van Gent. Ilderique bezat een document dat dit huwelijk attesteerde. De pastoor van Sint-Martinus Akkergem had dit document in 1856 in het huwelijksregister van zijn parochie overgeschreven, en Eugène had in zijn eigenhandig testament van 1853 expliciet genoteerd dat hij met Ilderique Capitaine kerkelijk gehuwd was.

3) Eugène had in zijn testament van 23 april 1853 de kinderen Capitaine als “seuls et unique légataires universelbenoemd mits het samen betalen van een jaarlijkse lijfrente van 6.000 frank aan hun moeder tot haar overlijden.

4) Toen Eugène een maand na het opmaken van zijn testament overleed bleek dat hij zelf een voogd had aangesteld over de minderjarige kinderen Capitaine. Mei 1853 was immers enkel de 21-jarige Hortense meerderjarig. Tot hun meerderjarigheid zouden de belangen van Leopoldine 19 jaar, August 14 jaar, Elise-Adèle 13 jaar, Constant 10 jaar en Jeannette 9 jaar op last van Eugène behartigd worden door ontvanger-administrateur Remi Charles Dierckx-Van Ackere. Toeziend voogd werd Louis Eykens, de architect-bouwmeester die in 1851 Ilderique haar woning had gebouwd.

5) Eugène zijn kinderloze broer Louis d’Hane Steenhuyse vond het op 12 mei 1851 nodig om aan zijn testament uit 1848 een codicil toe te voegen[ref]RAG, notariaat Norbert Eggermont Gent nr. 115 akte 390 dd. 21/12/1861. Inventaris nalatenschap van de kinderloos overleden Louis Emmanuel Marie Ghuislain d’Hane – Steenhuyse op verzoek van zijn weduwe Virgenie Colette de Kerchove d’Ousselghem met afschrift van zijn testament[/ref]. Het bepaalde dat alle zaken die hij niet aan zijn vrouw naliet zouden toevallen aan zijn natuurlijke erfgenamen: zijn broers en zussen, maar “à l’exclusion de mon frère Eugène Emmanuel Marie Ghislaine d’Hane de Steenhuyse et de ses enfants que j’exclus formellement de ma succesion”.

Het expliciet uitsluiten van de kinderen van een toen 56-jarige ongehuwde broer, die officieel geen kinderen had wijst er op dat men binnen de familie d’Hane Steenhuyse op de hoogte was van Eugène zijn privéleven. En dat men het afkeurde. Opmerkelijk is echter dat Louis het buitenechtelijk kind van Constant d’Hane Steenhuyse, een andere broer, niet van de nalatenschap uitsloot[ref]Constant Joseph Marie Guislain d’Hane Steenhuyse (°Gent 15/11/1790, +Oudergem 18/09/1850). Rond 1810 werd hij officier bij de huzaren van het Franse leger en nam in 1812 deel aan de inval van Napoleon in Rusland. Gekwetst aan de linkerarm kreeg hij ontslag uit het leger. In 1815 vervoegde hij het leger van de geallieerden en nam deel aan de Slag bij Waterloo tegen de Fransen. Hij bleef vervolgens actief in het leger van het Verenigd koninkrijk der Nederlanden bij de kurassiers. In 1830 sloot hij zich aan bij het nieuw gevormde Belgisch om de Nederlanders te verdrijven en werd bevorderd tot luitenant generaal. Na de installatie van Leopold I als Koning der Belgen vielen Nederlandse troepen vielen België binnen. De toenmalige Belgische minister van Oorlog werd beschuldigd van incompetentie en gedwongen tot ontslag. Tijdens de Tiendaagse Veldtocht (2-12 augustus 1831) was Constant d’Hane Steenhuyse minister ad interim. Hij won het vertrouwen van Leopold I en werd zijn vleugeladjudant en later hoofd van zijn militair huis. In 1839 werd Constant voor de rechtbank gedaagd door een natuurlijk kind dat hij in 1810 op 20-jarige leeftijd had verwekt bij een dienstmeid. Het proces werd afgebroken nadat de partijen een financiële regeling hadden getroffen. Toen jaren later de nalatenschap van de levenslang ongehuwde Constant werd verdeeld ging de helft van de erfenis naar Charles Francois D’Hane (°1830) grondeigenaar te Kontich “en sa qualité d’enfant naturel, légalement reconnu par le défunt” via akte voor notaris Guillaume Vaes te Sint-Joost-ten-Node op 26/06/1846. De moeder van het kind was Cecile Henriette Vannes, een danseres bij de Muntschouwburg[/ref].

 

Inventaris inboedel woning Ilderique Capitaine, Kleine Bellevuestraat te Gent opgemaakt december 1863 – januari 1864[ref]RAG, notariaat Jules Lammens Gent, nr. 20, akte 348 dd. 8/12/1863 en volgende[/ref].

Op den zolder onder het dak:

Een partij ijdele bloempotten, een nachtgerief, een tafel in wit hout, drij stoelen, verscheide stukken tapijt, een papegaai muit, een nachttafel, twee koffers in leer, een bedstoel in wit hout en enige kleinigheden, te samen geprezen 38 fr.

Drij vogelmuiten, een ladder, twee ramen in wit hout, een partij stenen pullen, oud ijzer en verscheidene kleinigheden, te samen geprezen 32 fr.

Een lavabo in acajou, twee kassen in wit hout, twee fauteuils comfortable in acajou, een matras in dons, verscheide coupons stoffen en oude schoolboeken, te samen geprezen 114 fr

Zes stoelen en een fauteuil met riet gevlochten, enige ijdele (= lege) flesschen en brandhout, te samen geprezen 24 fr.

De verzoeker de heer Gantois geeft te kennen dat de volgende voorwerpen door hem ten huwelijke zijn ingebracht: Een schaafbank en verscheide gereedschappen geprezen 15 fr, Drij ijdele vaten, geprezen 4 fr 50.

De verzoekers met naam Capitaine, kinders der overledene, verklaren dat de volgende voorwerpen afhangende zijn van de nalatenschap van den heer Eugène D’Hane: Een kleerkast van notelaars hout, geprezen 20 fr, een commode in wit hout, geprezen 3 fr, zeven wandelstokken en andere 25 fr, een voetbank voor zieken, geprezen 5 fr, dertien zomerbroeken, twee gilets, een wollen tabbaard, een bed- en een venstergordijn in katoen, klein oude gordijnen in katoen, drij overtreksels van matrassen, twee baeyen lijfrokken, een lijnwaad kap, verscheide carnaval klederen, te samen geprezen 64 fr

In de kamer der dienstmeid Marie Christine D’Hondt, gevende met een venster op den hof

Vier stoelen, een tafel, een commode in acajou, een spiegelken en verscheide kleinigheden, te samen geprezen 16 fr, Een bedstoel in wit hout, geprezen 10 fr.

De verzoeker de heer Gantois verklaart dat de volgende voorwerpen door hem ten huwelijke zijn ingebracht: twee strozakken, een pluimen bed en een wollen matras, te samen geprezen 68 fr

In de slaapkamer der dienstmeid Pauline D’Hondt, nevens de voorgaande

Drij stoelen, een tafelken, twee wollen sargiën, een katoene sprei, een wollen matras en een wollen hoofdpeluw, een wollen kussen, te samen geprezen 65 fr.

De verzoekers met naam Capitaine, kinders der overledene, verklaren dat de volgende voorwerpen afhangende zijn van de nalatenschap van den heer Eugene D’Hane: een bedstoel van spiesschen hout, een commode in wit hout, te samen geprezen 10 fr.

De verzoeker de heer Gantois verklaart dat de volgende voorwerpen door hem ten huwelijke zijn ingebracht: een pluimen hoofdpeluw en een strozak, geprezen 5 fr

In een kamerken gevende met een dakvensterken ter straat:

Een koffer in leer, een bassin in rood koper, geprezen 16 fr, Een bak met glas, een pijlkas in blek en een pianostoel, te samen geprezen 14 fr.

De verzoekers met naam Capitaine, kinders der overledene, verklaren dat de volgende voorwerpen afhangende zijn van de nalatenschap van den heer Eugene D’Hane: drij stoelen met riet gevlochten, een koperen bedpan, een schotel en twee bierkannen in tin, te samen geprezen 20 fr.

De verzoeker de heer Gantois verklaart dat de volgende voorwerpen door hem ten huwelijke zijn ingebracht: twee ijzeren koolbakken, verscheidene vorms en keukengerief in blik, twee houten tonnekens, een kleine provisie indigo, een ijzeren ketel, een ijzeren panne, een wafelijzer, drij thee-ketels, zes kookketels, vier marabouts[ref]Marabout: dikbuikige koffiekan[/ref], drij kandelaers, een casserolle, een quinquez, een lamp, twee verzijpen, een keersplatien, een schuimspaan en enige kleinigheden, alles in koper, een blikken kan, verscheide boterpotten, een cabaret, een bassijn, een partije stopsels, flessen en verscheide visnetten, te samen geprezen 96 fr.

In een kamerken gevende met een dakvensterken op den hof:

Een koffer in wit hout, een bedhemel in acajou, een wandelstok, twee jalousis, een vogelmuit en kleinigheden, te samen geprezen 10 fr, Veertig tellooren in Doornijksch porselein, te samen geprezen 40 fr.

De verzoekers met naam Capitaine, kinders der overledene, verklaren dat de volgende voorwerpen afhangende zijn van de nalatenschap van den heer Eugene D’Hane: twee geancadreerde printen, geprezen 8 fr.

De heer Gantois verklaart dat de volgende voorwerpen door hem ten huwelijke zijn ingebracht: Een commode en twee wandelstokken, geprezen 15 fr, Zes en dertig tellooren in geleijerswerk, geprezen 6 fr.

Op de stagie:

in de slaapkamer van den heer Constant Capitaine gevende met een venster op den hof:

Twee stoelen, een tafelken met blad in zink, een spiegelken met kader in acajou, een crucifix in koper, een hangende horloge, een kleerkast in bresilien hout, te samen geprezen 98 fr. Een bedstoel in wit hout met ressort, een wollen matras en hoofdpeluw, een pluimen kussen, een wollen sargie, twee lijnwaad lakens, een katoene bedgordijn, een geschilderde venster gordijn, een leer in wit hout, een bassin in geleijerswerk, drij lopen van geweren, te samen geprezen 89 fr.

De heer Gantois verklaart dat de volgende voorwerpen door hem ten huwelijke zijn ingebracht: een kleine lavabo in acajou, te samen geprezen 7 fr.

In een kamer nevens de voorgaande gevende met een venster op den hof:

Dit was de kamer waar op 5 november 1863 om 17u het lijk van Ilderique Capitaine opgebaard lag.

Drij stoelen in kerselaren hout, een zetel, nachtgerief, een ronde tafel in acajou, een half ronde tafel in acajou, een naaitafel in acajou, te samen geprezen 63 fr. Een ijzeren schouw, een koolbak, een garnituur schup, een tang, een geëncadreerde print, een gedoreerde pendule, een crucifix, een geschilderd venstergordijn en een geëncadreerde tekening, te samen geprezen 94 fr.

De heer Gantois verklaart dat de volgende voorwerpen door hem ten huwelijke zijn ingebracht: een spiegel met vergulden kader, twee kleine beelden in plaaster, een tafeltapijt, samen geprezen 14 fr.

De verzoekers met naam Capitaine, kinders der overledene, verklaren dat de volgende voorwerpen afhangende zijn van de nalatenschap van den heer Eugene D’Hane:Een bureau à cylindre in acajou met marmeren blad, geprezen 90 fr. Een vaas in brons en twee kandelabers in brons, geprezen 65 fr.

In een kamer nevens de voorgaande gevende met een venster te straat

Een bedstoel in acajou met ressort, een hoofdpeluw en vier pluimen hoofdkussens, een wollen peluw, te samen geprezen 65 fr. Een stoel, een nachttafel in notelaren hout, een ijzeren stoof, een mantelstok met katoenen gordijnen, een katoene venstergordijn en enige kleinigheden, te samen geprezen 38 fr. Twee schragen in wit hout, een bedressort, een wollen matras, een wollen peluw, een pluimen kussen, twee katoene slaaplakens, een wollen sargie, een katoene sargie, te samen geprezen 87 fr.

De heer Gantois verklaart dat de volgende voorwerpen door hem ten huwelijke zijn ingebracht:

Een commode in acajou, een toiletspiegel in acajou, een spiegel met kader, te samen geprezen 43 fr. Een katoene bedgordijn met bedhemel in acajou, een katoene sprei, geprezen 25 fr. Drij wollen matrassen en een wollen hoofdpeluw, geprezen 100 fr.

De verzoekers met naam Capitaine, kinders der overledene, verklaren dat de volgende voorwerpen afhangende zijn van de nalatenschap van den heer Eugene D’Hane: een stoel in riet gevlochten, twee gouden schalen, geprezen 5 fr.

In de slaapkamer van den heer Gantois gevende met een venster op den hof

Drij stoelen in kerselaren hout, een ronde nachttafel in acajou, een lavabo in acajou, een crucifix in zwart hout gegarneerd in zilver, een nachtlamp, een ijzeren schouw, een blad in zink, een garnituur schup en tang, een portret met vergulden kader, vier jalousien, twee lambrequins in perse, te samen geprezen 204 fr. Een bedstoel in acajou met ressort, twee wollen matrassen, een wollen peluw, twee wollen kussens, twee lijnwaad fluwijnen, een paar katoene slaaplakens, twee wollen sargien, een katoene sargie, een katoene bedgordijn met hemel, een voetkussen, een tapijt (foyer), te samen geprezen 311 fr. Twee ijdele vaatjes, geprezen 2 fr. Drij en twintig kristallen bierglazen, twaalf kristallen wijnglazen, een waterkaraf, een nachtlamp, een pintglas en tien dejeuner tassen in porselein, een dejeuner service in porselein met geschilderde bloemen, een kafé servies in porselein, een bouillon tas in porselein, een boterpotjen in porselein, een mandeken en twee bobêches[ref]Bobèche: schaaltje aan een kandelaar dat rond de kaars past om afdruipend kaarsvet op te vangen[/ref] in boheems kristal, een likeurkasken in geincrusteerd hout met kristalen karaffen, een cabaret en andere kleinigheden, te samen begrepen 102 fr. Een blikken doos en een koperen bel, geprezen 3 fr. Ongeveer honderd twintig boekdelen, zijnde de werken van Hendrik Conscience en verscheidene godvruchtige werken, reizen en historische werken, te samen geprezen 80 fr. Annales de la Sociète d’Horticulture negen delen, geprezen 20 fr. Alle de werken van Jacob Cats, een boekdeel in folio, geprezen 40 fr.

De verzoekers met naam Capitaine, kinders der overledene, verklaren dat de volgende voorwerpen en boekdelen afhangende zijn van de nalatenschap van den heer Eugene D’Hane:

Les fables de Lafontaine, édition de luxe, vier delen in folio, geprezen 75 fr. Vijf dozen en een wisth kaartspel in laques de Chine met jetons in nacre de perle (= parelmoer), een likeur kas in acajou met kristallen karaffen, een karaffe in boheemsch kristal, vier geplatineerde comforen, te samen geprezen 57 fr.

In een badkamer nevens de voorgaande kamer

Een stoel in kerselaren hout, een lavabo in acajou met toebehoorten, een blikken waterkan, een naaikussen in acajou, een naaidoos in palissander, een bad in zink, een spiegel met vergulden kader en verscheide kleinigheden, te samen geprezen 61 fr.

In een kamerken nevens de badkamer gevende met een venster op den hof

Een tafel in (wit hout zeg) spiesschen hout, een kleerkast in bresiliën hout, een trap in wit hout, te samen geprezen 84 fr. Zes katoene spreien, drij overtreksels van stoelen in katoen, te samen geprezen 46 fr.

In een kamerken nevens het voorgaande gevende met vijf vensters op den hof

Een lederen koffer, vier mantelstokken in wit hout, een verlakten cabaret, een garenwindel, een orgelken, een sangelbed, een pluimen bed, een schaapvel, vier wollen sargien, samen geprezen 111 fr De heer Gantois verklaart dat de volgende voorwerpen door hem ten huwelijke zijn ingebracht: Vier pluimen kussens een bedgordijn in katoen damast, een bedgordijn van katoen (roode daemen), vijf wollen sargien, te samen geprezen 125 fr. Een spiegel met kader in acajou, twee verlakten cabarets, te samen geprezen 14 fr.

De verzoekers met naam Capitaine, kinders der overledene, verklaren dat de volgende voorwerpen afhangende zijn van de nalatenschap van den heer Eugene D’Hane: twee stoelen in riet gevlochten, geprezen 4 fr.

In eene kamer gevende met eene venster ter straet

Een spiegel met kader in acajou, vier printen met vergulde kaders, een commode van notelaren hout met marmeren blad, een hofbank en verscheide kleinigheden, te samen geprezen 70 fr. Een neteldoeksche venstergordijn met katoene storen geprezen 3 fr.

In een kas derzelve kamer: lijnwaad van huishoud

25 fluwijnen in garen en katoen, 44 garen handdoeken, 6 witte lijnwaad voorschoten, 17 garen en katoen servietten, 5 garen hamelakens, 3 dito in katoen, een overtrek van matras in lijnwaad, 12 paren lijnwaad slaaplakens, 3 paar katoene slaaplakens, 2 neteldoeksche gordijnen met toebehoorten, 2 katoene overtreksels van matrassen, 24 fluwijnen voor hoofdpeluws en kussens in katoen, 2 venster-gordijnen in neteldoek, 27 kleine venstergordijntjes in neteldoek, 52 lijnwaad vrouwe hemdens, 2 katoene dito, te samen geprezen 411 fr.

De heer Gantois verklaart dat de volgende voorwerpen door hem ten huwelijke zijn ingebracht: 16 fluwijnen voor kussens en peluws in katoen, 5 garen handdoeken, een overtreksel van matras in katoen, en paar katoene slaaplakens, twee paren lijnwaad slaaplakens, 19 katoene en garen servietten,3 hamelakens in garen en een in katoen, 4 neteldoeksche venstergordijntjes, te samen geprezen 55 fr.

De verzoekers met naame Capitaine, kinders der overledene, verklaren dat de volgende voorwerpen afhangende zijn van de nalatenschap van den heer Eugene D’Hane: 17 paren lijnwaad slaaplakens, 2 fluwijnen in katoen, 3 kleine neteldoeksche venstergordijnen, 5 neteldoeksche venstergordijnen, vijftien grote en kleine garen hamelakens, 64 garen servietten, 6 gewone dito, 32 garen handdoeken, 13 zijden foulards, 49 garen en katoenen zakdoeken, 87 lijnwaad en katoen hemdens, 8 katoene slaapmutsen, te samen geprezen 541 fr.

In een slaapkamer nevens de voorgaande gevende met twee vensters op de straete

Een zetel bidstoel in acajou, een ronde thee tafel in acajou met marmeren blad, een lavabo in acajou met toebehoorten, een canapé in acajou, een bureau in acajou massief, te samen geprezen 350 fr.

Twee porseleinen bloemvazen, een wisth kaartspel, twee wassen beeldekens, een Onze Lieve Vrouw beeld in wit porselein met zilveren kroon, twee kleine bloemvazen met bloemen, een koperen bel, een ijzeren schouw met blad in zink, schup en tang, twee kleine vergulde kaders met printen, een crucifix met Christusbeeld in brons, een houten kofferken en verscheidene kleinigheden, te samen geprezen 111 fr. Een bedstoel in acajou met ressort, een wollen matras en een wollen hoofdpeluw, een pluimen kussen, een wollen sargie, een katoene sprei, een bedgordijn in perse met hemel in acajou, een foyer tapijt, twee neteldoeksche venstergordijnen met katoene storen, zes kleine venstergordijntjes in neteldoek en twee vensterkussens, te samen geprezen 267 fr.

De heer Gantois verklaart dat de volgende voorwerpen door hem ten huwelijke zijn ingebracht: een wollen matras, een wollen peluw, een paar lijnwaad slaaplakens, te samen geprezen 85 fr.

De verzoekers met naam Capitaine, kinders der overledene, verklaren dat de volgende voorwerpen afhangende zijn van de nalatenschap van den heer Eugene D’Hane: een vergulde pendule, een nachttafel in acajou, een necessaire de voyage in pallissander met toebehoorten, vier verlakten kandelaars, een de doos met zes dessertmessen, te samen geprezen 95 fr.

In een kas derzelve kamer

Een dessert service in Engelsch geleijerswerk, zeven bloemglazen, een glazen bokaal, een bedpan, in geleijerswerk, een kaasglas en een bassin in geleijerswerk, samen geprezen 16 fr.

De heer Gantois verklaart dat de volgende voorwerpen door hem ten huwelijke zijn ingebracht: een bassijn in wit porselein, drij bassijnen in geleijerswerk, twee saladekommen, tien ovale en ronde schotels, een soepterrien, een verzijp en veertien tellooren, een thee servies, alles in geleijerswerk, acht tassen en schalen in blauw porselein, twaalf tellooren in Chineesch porselein, een tafel service in blauw geleyers-werk, twaalf champagne glazen en een blikken doos, te samen geprezen 75 fr.

In den bureau zich bevindende in de zelve kamer

Twee kristallen karaffen, een leeslessenaar in palissander, twee kleine mortiers in serpentine, twee kristallen karaffen, te samen geprezen 6 fr

Op den trap en in den corridor

Eene hangende horlogie, een trap tapijt met koperen roeden en verscheide matten, geprezen 20 fr.

Beneden

In een voorkamer gevende met twee vensters ter straat (Dit was het salon)

Twaalf stoelen in kerselaren hout, een ovale tafel in acajou, een thee tafel in palissander hout, een rond tafelken in geschilderd hout, te samen geprezen 133 fr. Een schouwspiegel met kader in wit hout, een vergulde pendule verbeeldende een brons paard, twee lampen careels in brons en een ervan in acajou, te samen geprezen 270 fr. Een vloertapijt, twee venstergordijnen in tulle met storen en toebehoorten en vier kleine gordijntjes, te samen geprezen 125 fr. Acht lithographien met vergulde kaders, geprezen 144 fr. Twee kristallen glazen en twee zeeschelpen, een garnituur schup en tang en een ijzeren koolbak, te samen geprezen 30 fr.

In eene voorkamer nevens de voorgaende gevende met een venster ter straete

Zes stoelen in acajou, drij lithographien met vergulde kaders, een spiegel met witte kader en vergulde baguetten, twee kristallen prismes, twee neteldoeksche venstergordijntjes en een kussen, een garnituur schup en tangen, een tapijt in toile cirée, te samen geprezen 137 fr.

De heer Gantois verklaart dat de volgende voorwerpen door hem ten huwelijke zijn ingebracht: een pendule en twee kandelabers in zink, twee figuerkens in pleister, eene half ronde tafel in bresiliën hout, een half ronde tafel in acajou met koperen baguetten, een barometer met vergulden kader, te samen geprezen 80 fr.

In een achterkamer gevende met eene venster op den hof

Een dubbele tafel in acajou, een opliek met printen, een glazen tonneken, een glazen kasken inhoudende twee scheepkens in glas, vier compotiers (= schaal voor vruchtenmoes of confituur) in gegoten kristal, een karpettapijt, een venstergordijn in tulle, een geschilderde store, twee kleine gordijntjes in neteldoek, te samen geprezen 65 fr.

De heer Gantois verklaart dat de volgende voorwerpen door hem ten huwelijke zijn ingebracht: vijf printen op glas geschilderd met houten kaders, een spiegel met kader in acajou en koperen baguet, vier figuurkens in geleijerswerk, een rood tafeltapijt, zes stoelen en een zetel in kerselaren hout, te samen geprezen 68 fr.

In een kas derzelve kamer

Vier bloempotten in geleijerswerk, drij glazen bokalen, twee fruitmanden met schotels in geleijers-werk, een melkkan in geleijerswerk, drij bloemvazen in porselein, een schaalken in chinees porselein, twee ijzeren mandekens voor glazen, een fruitkom in kristal, twee compotiers en vier tellooren in gegoten kristal, een mortier in kristal, boheems kristal, twee schaalkens, tien tassen en een melkkan in porselein, te samen geprezen 54 fr.

De heer Gantois verklaart dat de volgende voorwerpen door hem ten huwelijke zijn ingebracht: vier legumen schotels in geleijerswerk, een kom in chinees porselein, acht tassen in porselein, een kafé servies, in porselein, een dito in (porselein zeg) geleijerswerk, te samen geprezen 40 fr.

De verzoekers met naam Capitaine, kinders der overledene, verklaren dat de volgende voorwerpen afhangende zijn van de nalatenschap van den heer Eugene D’Hane: twaalf tafelmessen, negen en twintig tellooren in porselein dragende de wapens van het gilde van Sint-Antone, te samen geprezen 28 fr.

In de keuken

Zes stoelen en een zetel in kerselaren hout, een tafel in wit hout met tafeltapijt, drij vogelmuiten, een papegaaimuit met papegaai, een spiegelken, een jachtkomfoor met toebehoorten, een lampe careel, een lanteern, een tabakpot en enige kleinigheden samen geprezen 97 fr. Twee koperen kandelaars, een kafékan, een kas met glazen deuren, dertig wijnglazen en likeurglazen, twaalf bierglazen, een kan in engelsch geleijerswerk, twaalf crème potten, 54 tellooren in geleijerswerk, verscheidene melk en kafékannen, tassen, schalen en ander keukengerief, te samen geprezen 72 fr. Een kafémolen, verscheidene blikken dozen en kleinigheden, te samen geprezen 10 fr.

De heer Gantois verklaart dat de volgende voorwerpen door hem ten huwelijke zijn ingebracht: achtien tellooren, een fruitschotel, een saladekom, twee sauspannen, een soepterrien, alle in geleijerswerk, twee kristallen karaffen, 80 bier-, wijn-, en likeurglazen en enige kleinigheden, te samen geprezen 27 fr.

In het schotelhuis

Een tafel in wit hout, een stoel, een jachtcomfoor met toebehoorten, een kafémolen, drij dozen en een korf in blik en verscheide stukken keukengerief in blik, twaalf tellooren in Doornijksch porselein, te samen geprezen 29 fr. Vier kookketels, twee bakers, twee casserollen, een braisière[ref]Braisière: zware en hoge pan met dikke bodem, gebruikt voor het stoven[/ref], twee théketels, een kafékan, drij pannen, een verzijp, twee kaarspannen en verscheide andere stukken keukengerief, alles in koper, te samen geprezen 63 fr.

De heer Gantois verklaart dat de volgende voorwerpen door hem ten huwelijke zijn ingebracht: acht kandelaars en twee kaarspannen in koper, geprezen 10 fr.

De verzoekers met naam Capitaine, kinders der overledene, verklaren dat de volgende voorwerpen afhangende zijn van de nalatenschap van den heer Eugene D’Hane: een baker, vier casserollen met ijzeren stelen, een vorm, alles in koper, te samen geprezen 12 fr.

In den vestibuel

Een figuur in steen (Heiligen Hieronimus), een hofbank, een vogelmuit en twee vazen in gegoten ijzer, te samen geprezen 24 fr.

De heer Gantois verklaart dat de volgende voorwerpen door hem ten huwelijke zijn ingebracht: een beeld in steen (Heilige Magdalena) met tafelken, geprezen 10 fr.

In de remise

Een dubbele leer (ladder), twee enkele leeren, twee blikken bakers, hofgerief, verscheide planken van notelaren hout, enig brandhout en andere kleinigheden, te samen geprezen 36 fr.

In het kolenhok

Een ijdel vat, een partij brandkolen, te samen geprezen 60 fr.

De heer Gantois verklaart dat de volgende voorwerpen door hem ten huwelijke zijn ingebracht: een slijpsteen, verscheide gereedschappen en kleinigheden, samen geprezen 15 fr.

In den hof

Twee ijzeren hofbanken en twee piedestalen, te samen geprezen 26 fr.

De heer Gantois verklaart dat de volgende voorwerpen door hem ten huwelijke zijn ingebracht: een ijzeren hofbank, geprezen 12 fr.

In het washuis

Twee waskuipen, een koperen ketelken en een tafelken in wit hout, gerezen 7 fr.

In de kleine serre

Zes hoffigueren, twee kruiwagens, een waskuipken, drij speeten (= tuinslangen), een trapleer, een regenstuk, een koperen gieter, te zamen gerezen 82 fr. Drij bloemtheaters, geprezen 45 fr.

Planten zich bevindende in de kleine serre

35 azaleas geprezen 175 fr, 9 azaleas geprezen 6 fr 75, 115 kleine camelias geprezen 69 fr, 15 azaleas geprezen 15 fr, een rose souvenir de la malmaison geprezen 1 fr, 2 fuchsias geprezen 2 fr, een asclepia geprezen 1 fr, 2 laurieren geprezen 25 fr, 4 laurustinus geprezen 40 fr, 9 azalea indica geprezen 18 fr, 6 oranjebomen geprezen 12 fr, 2 gepanacheerde aloës geprezen 30 fr, 5 idem, geprezen 5 fr, 2 groene yuccas geprezen 8 fr, een ernica geprezen 1 fr, een laurustinus geprezen 1 fr, een viburnum macrocephalum geprezen 2 fr, 300 enkele camelias geprezen 36 fr, 2 tropaeolum geprezen 2 fr, 59 camelias geprezen 35 fr 40, 9 oranjebomen geprezen 4 fr 50, 20 kleine laurieren geprezen 10 fr, 2 deutzia gracilis geprezen 2 fr, 12 wilde grenaden geprezen 9 fr, 2 enthryna geprezen 6 fr, 2 agapanthus in kuipen geprezen 8 fr, 30 dahlias, geprezen 7 fr 50, 40 bocals geprezen 4 fr 80, eene partij lilium geprezen 20 fr, 16 gladiolus geprezen 4 fr, 10 aloës geprezen 5 fr, een (huyr ?) aurea geprezen 1 fr, 100 verscheide planten geprezen 10 fr, 7 lilium punetalium geprezen 24 fr, 25 idem (kleine) geprezen 12 fr, 2 laurieren geprezen 50 fr, 2 grenade bomen geprezen 40 fr.

in de groote serre

Drij bloemtheaters, geprezen 75 fr. Een koperen gieter, geprezen 4 fr.

Planten zich bevindende in de grote serre

een camellia augustina superba geprezen 10 fr, een camelia imbricata geprezen 40 fr, een camellia tricolor geprezen 20 fr, een camellia saccoi mora geprezen 54 fr, een camellia prince Albert geprezen 20 fr, een camellia alba plena geprezen 12 fr, een camellia impératrice Eugénie geprezen 50 fr, 24 camellias geprezen 144 fr, 36 idem geprezen 144 fr 65, idem geprezen 97 fr 50, 50 idem op dikke stammen geprezen 250 fr, 52 idem geprezen 104 fr, 22 laurieren geprezen 110 fr, een myrthus geprezen 2 fr, 8 calla ethiopica geprezen 4 fr.

In den bierkelder

Twee bierstellingen en een garde manger, geprezen 3 fr. In deze kelder bevonden zich ook “quelques bouteilles de bière, de vinaigre”, “quelques pots avec légumes”, “un demi tonneaux de bière Uytzet, une provision de pommes de terre, une armoire avec quelques provisions de ménage”.

In den groten wijnkelder

7 liters Madère geprezen 17 fr, 180 liters Médoc Margaux geprezen 270 fr, 118 liters Tours geprezen 147 fr, 120 liters Saint-Julien geprezen 180 fr, 20 liters genever geprezen 8 fr, 313 liters Pouillac geprezen 470 fr, 2 liters Haut Sauterne geprezen 3 fr, 235 liters Saint Emilion geprezen 282 fr, 350 ijdele flessen geprezen 42 fr, 160 liters Oudenaerdsch bier geprezen 40 fr verdeeld in “quarte tonneaux”, 65 kilos boter, geprezen 136 fr verdeeld over “trois pots”.

De heer Gantois verklaart dat de volgende wijnen door hem ten huwelijke zijn ingebracht: 9 liters champagne geprezen 36 fr, 18 liters Aubrion geprezen 36 fr, 12 liters verscheiden soorten wijnen en likeuren geprezen 24 fr.

De verzoekers met naeme Capitaine, kinders der overledene, verklaren dat de volgende voorwerpen afhangende zijn van de nalatenschap van den heer Eugene D’Hane: 9 liters Bourgogne geprezen 18 fr, 2 liters Constance, geprezen 8 fr.

In den kleinen wijnkelder

40 liters Médoc Margaux geprezen 60 fr, 115 halve liters Malaga doux geprezen 115 fr, 51 liters vin de Chypre geprezen 102 fr, 72 liters Madère du Cap geprezen 97 fr, 42 liters Steinwijn geprezen 42 fr.

De heer Gantois verklaart dat de volgende wijnen door hem ten huwelijke zijn ingebracht: 30 liters Barsac geprezen 25 fr, 20 liters Madère geprezen 55 fr, 16 liters Asmanshauser geprezen 32 fr, 29 liters rhum de la Jamaïque geprezen 55 fr, 22 liters porto geprezen 55 fr.

Nog in de slaapkamer van den verzoeker d’heer Gantois

Een koperen mortier, een degen en een jachtmes, geprezen 15 fr.

Kleederen der overledene

Twee mantillen in zwarte zijde, een zijden satijnen mantel, vier zijden rokken, vijf stoffen klederen, twee idem in jaconat, te samen geprezen 94 fr. Een voorschoot, vier casavecs in panne en in zwarte zijde, zes zijden klederen, samen geprezen 90 fr. Een pannen mantel, een idem in foulard, twee katoene kleederen, acht katoene jakken, zes gemeene chales, te samen geprezen 111 fr. Twee zijden chales, zeven wollen chales, te samen geprezen 70 fr. Drij crinolinen, drij corsets, vier en twintig witte rokken, een tabbaard, vijf baeyen rokken, tien calecons, te samen geprezen 120 fr. Drij katoene lijfrokken, vijftig paar kousen in katoen, te samen geprezen 15 fr. Zeven en twintig kragen in kanten, vijf fichus in kanten, te samen geprezen 59 fr. Twee paar mouwen, achttien idem, honderd vier witte zak- en neusdoeken, dertien katoene zakdoeken, drij katoene chales, een zakdoek in kanten en twee voiles, te samen geprezen 89 fr. Vijf fichus, zeven mutsen, een witte rok, een witte jak, drij hoeden, twee mutsen, samen geprezen 25 fr. Zeven paar mouwen, een kraag, een wolle chale, een moffel en pelerine in chinchilla, zeven paar bottinen en schoenen, te samen geprezen 140 fr.

Prijzij van het zilverwerk

Tien lepels en negen forchetten, van tweede titel, wegende 12 hectogram 9 decagram, geprezen 19 fr 50 per hectogram of de som van 251 fr 55. Zes lepels en zes forchetten, van tweede titel, wegende 8 hectogram 8 decagram, geprezen 19 fr 50 per hectogram of de som van 171 fr 60. Een soeplepel van tweeden titel, wegende 2 hectogram 4 decagram, geprezen 19 fr 50 per hectogram of de som van 46 fr 80. Acht lepels en zeven forchetten, getekend J. C. van tweede titel, wegende 8 hectogrammen 1 decagram, geprezen 19 fr 50 per hectogram of de som van 157 fr 95. Tien dessert lepels en elf dessert forchetten, van tweede titel, wegende 5 hectogram 1 decagram, geprezen 19 fr 50 per hectogram of de som van 99 fr 45. Achttien kafélepels, van tweede titel, wegende 1 hectogram 6 decagram, geprezen 19 fr 50 per hectogram of de som van 31 fr 20. Een zilveren olie- en azijndrager, van eersten titel, wegende 3 hectogram 3 decagram, geprezen 19 fr 50 per hectogram of de som van 64 fr 35. Zeven antieke kafélepels, een suikerlepel, een suikertang en een thee mandeken, alle van tweede titel, wegende 2 hectogram 3 decagram, geprezen 21 fr per hectogram of de som van 58 fr 30. Een zilveren vismes met ivoren hecht, geprezen 18 fr. Achttien zilveren penningen, medailjen en oude munten, wegende 2 hectogram 2 decagram, geprezen 18 fr per hectogram of de som van 39 fr 60. Een limonade lepel met houten hecht, geprezen 12 fr. Een zilveren beurze slot, twee stopsels, vier kleine relikwien kassen, een brijstok, een vingerhoed en een schaarken, alles in zilver, geprezen 28 fr. Twaalf tafelmessen en vier en twintig dessert messen, een lepel en een forchette voor salade, alle met zilveren hechten, te samen geprezen 60 fr. Een mosterdpot en twee peper- en zoutvaten in kristal gegarnieerd in zilver, geprezen 20 fr. Twaalf lepels en twaalf forchetten in verzilverd metaal, geprezen 24 fr.

De heer Gantois verklaart dat de volgende door hem ten huwelijke zijn ingebracht: Zes zilveren kafélepelkens, getekend J. F., van tweede titel, wegende 6 decagram, geprezen 18 fr per hectogram of de som van 10 fr 80. Een soeplepel van tweede titel, wegende 2 hectogrammen 2 decagram 5 gram, geprezen 19 fr 50 per hectogram of de som van 43 fr 88.

De verzoekers met naam Capitaine, kinders der overledene, verklaren dat de volgende voorwerpen afhangende zijn van de nalatenschap van den heer Eugene D’Hane: Een zilveren olie- en azijndrager, van tweede titel, wegende 7 hectogram 8 decagram, geprezen 19 fr 50 per hectogram of de som van 152 fr 10. Twee zilveren kandelaars van tweede titel, wegende 8 hectogram, geprezen 21 fr per hectogram of de som van 168 fr. Een suikertang, een boterpriem, twee medailjen en een horlogeketting, alles in zilver, van tweede titel, wegende 1 hectogram 5 decagram, geprezen 18 fr per hectogram of de som van 27 fr. Een crucifix met gewijd watervat, van tweeden titel, wegende 1 hectogram 8 decagram, geprezen 19 fr 50 per hectogram of de som van 35 fr 10. Vijf dessert messen en vier tafelmessen met zilveren hechten, geschat 15 fr. Een zilveren snuifdoos, ovale vorm, van tweede titel, wegende 8 decagram 5 gram, geprezen 21 fr per hectogram of de som van 17 fr 85. Een zilveren snuifdoos met stenen in agathe, geprezen 25 fr. Een dito gegarnieerd in koper, geprezen 8 fr. Twee decoratien van het Leopolds orde, geprezen 10 fr. Een lorgnon (= bril met handvat) gegarnieerd in zilver, geprezen 3 fr. Verscheidene zilveren galons, geprezen 18 fr. Een doos inhoudende een vergulden ring met een collectie agathe stenen, te samen geprezen 10 fr. Een gouden horloge (in ancre) met gouden ketting, geprezen 200 fr. Een gouden spel gegarnieerd met diamanten en een gouden ring, geprezen 55 fr.

Juwelen der overledene

Een gouden dames horloge met gouden ketting, geprezen 350 fr. Een zilveren bracelet, geprezen 5 fr. Een collier van grenade peerls met gouden slot, een gouden haak, vijf paren gouden oorringen, een gouden kettingsken, twee gouden ringen, twee gouden brochen en een gouden halsslot en verscheide kleinigheden, te samen geprezen 129 fr. Een kleine gouden ketting en twee gouden oorringen met rode stenen, geprezen 15 fr. Een gouden broche, een gouden ring met diamant, en twee gouden spellen met rood koraal en een gouden bril, te samen geprezen 45 fr. Een gouden ring met diamanten omzet, geprezen 75 fr. Een gouden ring met valsche stenen, geprezen 5 fr.

De verzoekers met naam Capitaine, kinders der overledene, verklaren dat de volgende voorwerpen afhangende zijn van de nalatenschap van den heer Eugene D’Hane:

Een gouden ring omzet met vijf diamanten, geprezen 120 fr. Een gouden ring omzet met briljanten uitmakende de letter J, geprezen 950 fr. Zes briljanten uitmakende twee oorringen en het slot van een collier van fijne perlens, dezelve briljanten geprezen 800 fr. Voor wat betreft het goudwerk als ook de fijne peerls, dezelve behoren aan de nalatenschap van de overledene vrouw echtgenote Gantois en worden geprezen 246 fr…De heer Gantois verklaart dat hij betrekkelijk den oorsprong derzelve juwelen geen inlichtingen kan geven.

Gereede penningen

Negen goudstukken van twintig frank of 180 fr. Twee goudstukken van tien frank of 20 fr. Acht stukken van vijf frank of 40 fr. Honderd een stukken van een frank of 101 fr. Tien stukken van vijftig centimen of 5 fr. In nickel munt 11 fr 20. In koperen munt 4 fr 6. Bij welke som moet gevoegd worden degene van honderd franks die aan den heer Gantois ter hand is gesteld geworden ten dage der zegelplaatsing, 100 fr.

 

De acht buitenechtelijke kinderen van Ilderique Capitaine

Ilderique Capitaine (°Zeveneken 11/05/1810, +Gent 5/11/1863) beviel tussen 1831 en 1844 van acht buitenechtelijk kinderen, waarvan er twee als peuter stierven. Hoewel ze nooit officieel werden erkend, is het zo goed als zeker dat jonkheer Eugène Emmanuel Marie Ghislaine d’Hane Steenhuyse (°Gent 10/06/1795, +Gent 29/05/1853) hun vader was. Hoe Ilderique, bij de geboorte van haar eerste kind een 21-jarige dagloonster, met de 15 jaar oudere Eugène in contact kwam en zijn hart blijvend wist te veroveren is jammer genoeg onbekend.

Eugène had via een testament niet enkel de kinderen Capitaine tot zijn enige en universele erfgenamen gemaakt. Hij had ook hun voogdij geregeld tot ze meerderjarig werden. Verstandig want toen Eugène op 29 mei 1853 in het familiehotel in de Gentse Veldstraat overleed, was enkel de 21-jarige Hortense Capitaine meerderjarig. Leopoldine was 19 jaar, August 14 jaar, Elise-Adèle 13 jaar, Constant 10 jaar en Jeannette 9 jaar.

Hun voogden, ontvanger-administrateur Remi Charles Dierckx – Van Ackere en Louis Eykens (de architect-bouwmeester die Ilderiques woning had gebouwd) kregen heel wat werk want Eugène zijn nalatenschap was indrukwekkend.

Nalatenschap van jonkheer Eugène d’Hane Steenhuyse

Eugène bezat bossen, meersen, weilanden, akkers, boomgaarden, woningen, boerderijen, enz. in Wakken, Oostrozebeke, Markegem, Dentergem, Bavikhove, Harelbeke, Kortrijk, Heule, Kuurne, Egem, Wichelen, Boesinge, Vinderhoute, Ursel en Drongen. Alles samen honderden percelen waarvan de waarde bij het inventariseren werd geschat op ruim 1 miljoen frank (1.010.661 fr)[ref]RAG, notariaat Alexis Emmanuel Ghisleen Spanoghe Gent, akten nrs. 1.102, 1.107, 1.110, 1.115, 1.119, 1.146, 1.149, 1.352 en 1.435 dd. 8/07/1853 tot 2/10/1855, inventarisatie, waardebepaling en verdeling van de nalatenschap van Eugène d’Hane Steenhuyse[/ref]. Het equivalent van 336 arbeiderswoningen met tuin[ref]De arbeiderswoning in Zeveneken die Ilderique Capitaine voor haar ouders kocht kostte 3.000 frank in 1850[/ref]. Bij verkoop kon het onroerend goed natuurlijk meer opbrengen.

De aandelenportefeuille was even indrukwekkend: “actiën van de naamlozen maatschappij gezeid Linière Gantoise” (een vlasspinnerij), “actiën der maatschappij gezeid Bancque de Flandre”, “actiën der naamloze maatschappij van Corphalie” (= Société métallurgique de Corphalie, een metaalbedrijf), “actiën in de weg naar Drongen”, staatsobligaties van de “Nationale Bank van Oostenrijk”, “actiën van de Naamloze Maatschappij van Natuurlijke Historie te Gent” (= de dierentuin), enz.

In de “secretaire in acajou” in één van de kamers van zijn appartement in de Gentse Veldstraat lag het geld voor het rapen: “een zak met stukken van 5 francs, voor een som van 6.000 francs, een zak met 3.000 francs in stukken van 5 francs, een zak met 1.000 francs in stukken van 5 francs, een zak met 5.000 francs in stukken van 5 francs, in stukken van 25 francs de som van 500 francs, in stukken van 10 francs de som van 30 francs, in stukken van 1 francs, in halve francs en koperen munt de som van 595 francs 31 centiem, twee bankbriefkens ieder van 20 francs, dus 40 francs en nog een bankbriefken van 20 francs. Samen 16.185 francs 31”.

Er lagen “in den kelder van het voorzeide hotel (= hotel d’Hane Steenhuyse), als aan den overleden behorende: 1.125 flesschen en flacons Bordeaux, Tours en Rijnsche wijnen, benevens 9 flesschen liqeuren, te samen geprezen 1.210 franks.

Eugène zijn persoonlijke bezittingen werden niet in het hotel d’Hane Steenhuyse geïnventariseerd maar op vrijdag 19 augustus 1853 “ten huize van Madame Ilderique Capitaine, grondeigenaarster wonende te Gent in de Kleine Bellevuestraet nr. 31” omdat “al de meubilaire voorwerpen welk den overleden bezat er zijn overgebracht uit zijn voormeld appartement na de date op welk den inventaris heeft aanvang genomen”.

De familie d’Hane Steenhuyse had het hele hebben en houden van hun broer/oom laten verhuizen: een “kerselaren kleerkast”, een “commode van acajou met marmeren blad”, “acht stoelen van kerselaren hout”, een “gouden zakhorloge met gouden keten”, “zes geëncadreerde prenten”, “drij gouden hemdknopkens”, enz. Ook allerlei prullaria ging de deur uit: “twee vogelmuiten”, “enige potjens”, “drij manden en een bak met verscheide kleine voorwerpen gezeid prondelingen niet verdienende beschrijving”, enz. Opgeruimd staat netjes was het motto in de Veldstraat want zelfs “een mande met oud lijnwaad” liet men bij Ilderique bezorgen.

Na aftrek van de onkosten, onder andere 1.800 fr (= een halve arbeiderswoning) “voor het celebreren van missen tot lafenis der ziel van den overleden”, 900 stuks, werd alles in zes gelijke delen tussen de kinderen Capitaine verdeeld. Het hoeft geen betoog dat geldzorgen hen levenslang vreemd waren.

Nog erfenissen d’Hane Steenhuyse

De voogden van de kinderen Capitaine hadden niet enkel de handen vol met de afwikkeling van Eugènes erfenis. Toen hij in 1853 overleed was de nalatenschap van zijn ouders: graaf Jean Baptiste Marie Joseph d’Hane Steenhuyse (+Gent 17/01/1826) en Marie Madeleine Isabelle Rodriguez d’Evora y Vega (+Gent 11/07/1842) nog niet volledig geregeld. Ook de erfenis van zijn broer Constant (+Audegem 18/09/1850) was nog niet rond. Pas op 24 december 1860 was men het uiteindelijk eens over de verdeling[ref]RAG, notariaat Norbert Eggermont Gent nr. 112 akte dd. 24/12/1860[/ref]. Tijdens de afwikkeling waren immers leden van de familie d’Hane Steenhuyse overleden, wat telkens voor nieuwe erfgenamen, betwistingen en verdeelsleutels zorgde.

Als gevolg van Eugènes testament kwamen de kinderen Capitaine samen in aanmerking voor 52/336 van die “zwevende” nalatenschappen waarbij het onder andere ging om staatsleningen ten laste van Oostenrijk, Pruisen, Hessen en Hessen-Darmstadt, om obligaties van de Gentse “Société littéraire” (in hotel Falligan op de Gentse Kouter) en de Gentse “Société Royale d’agriculture et de botanique” (oorsprong van de Gentse Floraliën). Ook waren er nog verschillende schilderijen (waaronder een Jan Steen) en onroerend goed in onverdeelde eigendom[ref]RAG, notariaat Norbert Eggermont Gent nr. 106 akte 453 dd. 6/08/1858[/ref].

Na aftrek van onkosten zoals het herstel in 1853 van de grafkelder d’Hane Steenhuyse te Leeuwergem, brooduitdelingen aan de armen op de verjaardag van het echtpaar d’Hane Steenhuyse – Rodriguez d’Evora y Vega, jaarmissen voor leden van de familie, enz. kon elk van de zes kinderen Capitaine uiteindelijk netto 2.227 frank opstrijken. Geen spectaculaire som, maar toch het equivalent van 2/3de arbeiderswoning.

Tijdens de verdeling kwamen de kinderen Capitaine niet oog in oog te staan met de “echte” familie d’Hane Steenhuyse want die lieten alles afhandelen door een gevolmachtigde. Deze trad op namens:

  1. A) de drie kinderen van wijlen Julie Aspasie Rose d’Hane Steenhuyse (1784-1835) en Chretien Emmanuel Guislain van Pottelsberghe dela Potterie (1780 – 1858), gemeenteraadslid in Gent en Wetteren (ook schepen), provincieraadslid Oost-Vlaanderen, lid vrijmetselaarsloge “La Félicité Bienfaisante”. Het ging om:

A.a) Amedée van Pottelsberghe dela Potterie, grondeigenaar te Gent

A.b) Camille van Pottelsberghe dela Potterie, grondeigenaar en burgemeester te Grotenberge

A.c) Gabrielle van Pottelsberghe dela Potterie, gehuwd met Edmond de Ghellinck de Walle, grondeigenaar te Gent en Wondelgem.

  1. B) de drie kinderen van wijlen Charles Joseph graaf d’Hane Steenhuyse (1787-1858), gemeenteraadslid en schepen in Gent, provincieraadslid, volksvertegenwoordiger, senator gehuwd met Christine Dons de Lovendeghem (1782-1846). Het ging om:

B.a) Ernest graaf d’Hane Steenhuyse, grondeigenaar te Brussel

B.b) Clémence d’Hane Steenhuyse, gehuwd met Auguste Van de Woestijne, grondeigenaar te Gent

B.c) Virgenie d’Hane Steenhuyse, gehuwd met Alfred baron Maelcamp de Virelles, grondeigenaar te Gent.

  1. C) Louis Emmanuel Marie d’Hane Steenhuyse (1788-1861) grondeigenaar te Gent, gehuwd met Virginie de Kerchove d’Ousselghem.
  2. D) Charles Francois d’Hane Steenhuyse (°Brussel 13/10/1830, +Manilla Filippijnen 21/08/1888)[ref]Zie https://www.kaowarsom.be/nl/notices_d_hane-steenhuyse_charles_francois[/ref], geboren als Charles Francois Vannes “ enfant naturel” van Cecile Henriette Vannes (danseres bij de Muntschouwburg). Hij was op 23/06/1848 via een notariële akte erkend als kind van Constant d’Hane Steenhuyse, luitenant-generaal van het Belgische leger, ex-minister van defensie, vleugeladjudant van koning Leopold I. Charles Francois was een kleurrijk personage met uitgesproken ideeën. Grondeigenaar te Kontich en Antwerpen, provincieraadslid Antwerpen (1860), gemeenteraadslid Antwerpen (1862), volksvertegenwoordiger (1863), Belgisch consul-generaal op de Filippijnen (1885). Hij was een pleitbezorger voor een absolute scheiding tussen kerk en staat. Vanaf 1852 prospecteerde hij in Chili, Argentinië en Uruguay in de hoop een grootschalige landbouwkolonie te kunnen stichten voor Belgische emigranten. Hij was mede-oprichter (1876) van de “Société Royal Belge de Géographie”. Ook was hij auteur van verschillende politieke brochures.
  3. E) Edmond d’Hane Steenhuyse (1802-1877), eigenaar te Gent, burgemeester van Leeuwergem.

De zes kinderen Capitaine waren:

1) Capitaine Hortense (°Gent 1/08/1831, +Gent 6/11/1878). Vier weken na het overlijden van (vader) Eugène d’Hane Steenhuyse verscheen ze op 30/06/1853 voor de notaris vergezeld door ontvanger-administrateur Remi Charles Dierckx-Van Ackere, sinds jaar en dag vriend des huizes en voogd over haar broers en zussen[ref]RAG, notariaat Victor Guillaume Teirlynck Sleidinge, nr. 69 akte 55 dd. 30/06/1853[/ref]. Ze gaf hem volmacht om “over haar en in haar naam te beheren, regeren en administreren zo activelijk als passivelijk de roerende en onroerende goederen waarvan zij naarhand eigenaarster zou worden”. Hij mocht huur en renten innen, onroerend goed verhuren en verkopen, rechtszaken aanspannen, enz. Ook het opmaken van de “aangifte der nalatenschap van mijnheer Eugène D’Hane de Steenhuyse, grondeigenaar overleden te Gent 29 mei 1853 van wie zij gedelige legatarisse is” liet ze aan Dierckx-Van Ackere over. Men was nog bezig deze nalatenschap te inventariseren toen de 22-jarige Hortense het huis van haar moeder verliet en zelfstandig ging wonen (al bleef ze tot haar huwelijk bij haar moeder in de Korte Bellevuestraat gedomicilieerd). Op 1 oktober 1853 huurde ze voor 500 fr/jaar “een huis en erve met koetspoort gestaan en gelegen in deze stad Gent op de Violetteleye getekend nummero 43 staande nevens de woning van den heer verhuurder” Florent Plettinck winkelier[ref]RAG, notariaat Alexis Emmanuel Ghisleen Spanoghe Gent, akte 1.129 dd. 1/10/1853[/ref]. Was er onenigheid tussen Hortense en haar moeder? Daar zijn aanwijzingen voor. Tijdens de afhandeling van Eugènes erfenis werden een tiental notariële akten opgemaakt, verschillende ten huize van moeder Ilderique. Nooit was Hortense persoonlijk aanwezig. Telkens stuurde ze een gevolmachtigde: eerst Dierckx-Van Ackere, later haar echtgenoot[ref]RAG, notariaat Alexis Emmanuel Ghisleen Spanoghe Gent, akte 1.362 dd. 8/02/1855 en akte 1.435 dd. 2/10/1855[/ref]. Na enkele maanden zelfstandig te hebben gewoond, huwde ze op 6/01/1854 in Gent met de 21-jarige Eduardus Joannus Florimondus De Vos (°Gent 19/01/1833, +Gent 21/07/1890). Zoon van wijlen Jan Bernard De Vos (een onderwijzer) en Pauline Marie De Somer, “mercenierster” / “negociante”. Hij was toen “muziekmeester” en woonde met zijn moeder eveneens in de Lange Violettenstraat. De twee moeders waren bij het huwelijk aanwezig. De dag voor het huwelijk was een huwelijkscontract opgemaakt waardoor er “gemeenzaamheid van aanwinsten en acquiten” zou zijn met de garantie dat de langstlevende het deel van de overledene tegen schattingsprijs zou kunnen inkopen indien gewenst[ref] RAG, notariaat Alexis Emmanuel Ghisleen Spanoghe Gent, akte 1.171 dd. 5/01/1854[/ref]. Het echtpaar De Vos-Capitaine zou Gent nooit verlaten. Voor oktober 1854 verhuisden ze naar de Florbertusstraat nr. 1, een zijstraat van het Sint-Pietersplein. Tussen oktober 1855 en november 1856 verhuisden ze naar de “Kortrijkschestraat‘” / “Kortrijkschepoortstraat 108” waar minimaal tot 1866 bleven wonen. Mogelijk kochten ze dit huis want op 7/07/1857 sloot het echtpaar een lening af van 13.000 frank. Als garantie voor de 10 jaar lopende lening vestigde Hortense een hypotheek op verschillende percelen maaimeers en zaailand te Wichelen. Alle percelen waren afkomstig uit de nalatenschap van Eugène d’Hane Steenhuyse[ref]RAG, notariaat Norbert Eggermont Gent nr. 103 akte 434 dd. 7/07/1857[/ref]. Eduard De Vos werd voor 1855 “kapelmeester”/ “zangmeester” van onder andere de O.L.V. Sint-Pieterskerk wat hij zeker tot 1868 bleef. Van 1855 tot 1885 was De Vos ook bestuurder en dirigent van de liberale “Koninklijke Koormaatschappij” / “Société de Choeurs”, een koor en orkest opgericht in 1832 met een eigen concertzaal in de Bagattenstraat (waar nu het AMSAB is gevestigd). Ze hadden als leuze: “Bien faire et laisser dire”. Onder leiding van De Vos bracht deze maatschappij een plechtige cantate ten gehore toen op 14/09/1863 op de Vrijdagmarkt het standbeeld van Jacob van Artevelde werd onthuld in aanwezigheid van de koninklijke familie. Eerder had Eduard De Vos ook al werk van Peter Benoit aan een Gentse première geholpen. In september 1863 en november 1864 was Eduard “fabrikant”. Wat hij maakte en op welke schaal is onbekend maar de kans is groot dat het om piano’s ging want vanaf 1864 wordt hij in de Wegwijzer der stad Gent vermeld bij de “accordeurs van pianos”. Ondertussen was hij ook “muziekprofessor” aan het Gentse conservatorium geworden waar hij tot 1889 zowel notenleer als zang onderwees. Volgens enkele publicaties werd hij samen met zijn collega Karel Miry op 10/07/1886 benoemd tot Ridder in de Leopoldsorde. Dit moet echter eerder zijn geweest want juni 1885 was hij volgens een akte van de burgerlijke stand reeds drager van dit ereteken. Hortense overleed te Gent op 6 november 1878, 47 jaar oud, “après une longue et cruelle maladie”[ref]RUG, centrale bibliotheek, handschriftenzaal, doodsbrieven[/ref]. Juni 1885 woonde weduwnaar Eduard in de Bagattenstraat, zoon Albert woonde bij hem in. Van het echtpaar De Vos – Capitaine zijn volgende kinderen bekend:

1.1) De Vos Victor Eduardus Maria Ghislenus (°Gent 3/10/1854).

1.2) De Vos Charles Paulus Maria Gislenus (°Gent 25/10/1855, +na 19/04/1888) Was in juni 1885 luitenant bij de infanterie te Oostende. Hij huwde in Brussel op 19/04/1888 met Maria Adelaïda Francoise Mathilda Engelen (°Sint-Joost-ten-Node 19/12/1851, +na 19/04/1888). Hij was toen nog steeds luitenant bij de infanterie, maar sinds enige tijd gedetacheerd naar het militair cartografisch instituut te Brussel. Sinds 3/01/1888 was hij in Elsene gedomicilieerd. De bruid was zonder beroep en woonde met haar moeder, een rentenierster, in Brussel. Hun huwelijkscontract werd verleden op 14/04/1888 voor notaris Muller te Brussel.

1.3) De Vos Adolphus Ludovicus Maria Gislenus (°Gent 30/11/1856, +Gent 20/09/1859, 2 jaar 10 maanden oud).

1.4) De Vos Achilles Leopoldus Josephus Henricus Gislenus (°Gent 3/02/1858, +na 7/03/1889). Was in juni 1885 en de volgende jaren uurwerkmaker – opticien in de Gentse Koestraat. Huwde in Gent op 7 maart 1889 met Clementia Coleta Criel (°Gent 15/07/1871), dochter van Bernard Criel en Sophie Creve. Hij was toen “horloger” in de Bagattenstraat. Zij was zonder beroep en woonde bij haar ouders in de Oudescheldestraat. Hij kreeg huwelijkstoestemming van zijn ouders via een akte dd 27/02/1889 verleden door notaris Michiels te Gent.

1.5) De Vos Albertus Julius Maria Ghislenus (°Gent 31/07/1860, +Gent 18/05/1931). Huwde in Gent op 9 juni 1885 met Helena Augustina Marcelina Fernez (°Gent 5/01/1870). Hij was toen “fabricant bijoutier” en woonde in de Bagattenstraat bij zijn vader. Zij had geen beroep en woonde “Boulevard du jardin zoölogique” met haar ouders: Hippolyte Fernez, grondeigenaar, ridder in de Leopoldsorde en Ernestine Emérence Clémence Lambin. Hun huwelijkscontract werd verleden op 28/05/1885 voor notaris Beyst te Gent. Minstens tot 1897 bleef Albert “fabricant bijoutier”.

1.6) De Vos Edgardus Joannes Maria Guislena (°Gent 19/09/1863, +Gent 27/06/1911). Werd in mei 1897 vermeld als “artiste peintre”.

1.7) De Vos Augustus Leopoldus Maria Gislenus (°Gent 30/11/1864, +Gent 28/10/1938). Hij studeerde rechten want in november 1888 was hij kandidaat notaris (idem 3/1889). Hij woonde toen in de Bagattenstraat. Notaris werd hij echter niet want mei 1897 was hij “avoué près de la Cour d’Appel” te Gent. Hij woonde “rue neuve du casino”. Huwde in Gent op 8 mei 1897 Jeanne Josèphe Marie Lansenbergh (°Gent 23/06/1874, +Gent 22/01/1952), dochter van Edmond Lansenbergh, “négociant” en Marie Jeanne Paschale Lhoëst. Hun huwelijkscontract werd verleden op 6/05/1897 voor notaris Nowé te Gent.

2) Capitaine Leopoldine (°Gent 28/03/1833, +Mariakerke 11/04/1880). Op 28/03/1856 ging “grondeigenaarster Leopoldine een lening aan van 25.000 fr, terugbetaalbaar binnen 15 jaar, met een rentevoet van 5%. Als onderpand vestigde ze een hypotheek op haar onroerende bezittingen te Vinderhoute, Drongen en Oostrozebeke. Goederen die haar waren toegevallen uit de nalatenschap van Eugène d’Hane – Steenhuyse[ref]RAG, notariaat Norbert Eggermont Gent, nr. 97 akte 226 dd. 28/03/1856[/ref]. Drie weken na het aangaan van de lening huwde Leopoldine te Gent op 17/04/1856 met de 10 jaar oudere Adolphe Van Wassenhove (°Mariakerke 22/11/1823, +Mariakerke 21/03/1903) uit Mariakerke, zoon van Leon Van Wassenhove (+voor 15/08/1878) en Coleta Mestdagh (+na 15/08/1878). Net zoals zijn vader was hij bierbrouwer. Voorafgaandelijk werd een huwelijkscontract opgemaakt waarbij enkel de onroerende goederen die Leopoldine inbracht werden opgesomd. Deze waren belast met een lijfrente van 1.000 frank in het voordeel van moeder Ilderique en natuurlijk ook met de hypotheek voor de lening van 25.000 fr[ref][RAG, notariaat Alexis Emmanuel Ghisleen Spanoghe Gent, akte 1.475 dd. 15/04/1856[/ref]. De 25.000 fr die Leopoldine had geleend waren bedoeld om in het huwelijk, of correcter in de brouwerij van haar man, te investeren want op dezelfde dag dat ze de lening afsloot (28/03/1856) werd voor dezelfde notaris een huurovereenkomst afgesloten [ref]RAG, notariaat Norbert Eggermont Gent, nr. 97 akte 227 dd. 28/03/1856[/ref]. Met ingang van 1 april 1856 verhuurde vader Leo Van Wassenhove in ruil voor 1.000 fr/jaar aan zijn zoon het grootste deel van het familiale “maison d’habitation aisé à Mariakerke” met bijhorende brouwerij. Het jonge paar zou in het westelijk deel wonen op het gelijkvloers bestaande uit: “quatre places ayant deux entrées, savoir: une salle à manger, un salon, une cuisine et un office formant la parti ouest de la demeure”. Vader Van Wassenhove zou in de oostelijke vleugel wonen: “le bailleur (..) se réserve le salon avec deux fenêtres sur la cour de l’usine, une salle à manger y attenant avec cuisine ayant issu sur un carré de jardin formant ensemble la parti est de la demeure dont l’ entrée est a coté de la cuisine”. Ook de eerste verdieping werd opgesplitst: “trois chambres situés au dessus des quatre places au rez de chaussée” waren voor het echtpaar Van Wassenhove-Capitaine, “les trois autre chambres de premier du coté de l’est restant affectés aux besoins du bailleur (= de verhuurder). Voor de zolder een zelfde verhaal: “au grenier la moitié de l’emplacement du coté de l’ouest” mocht gebruikt worden door het jonge paar en “la partie est restant au bailleur”. De verhuurder diende wel op eigen kosten een afscheiding tussen de twee delen aan te brengen. Leopoldine en haar man huurden ook de bedrijfsgebouwen: “Du coté droit en entrant par la grande porte de la brasserie un corps de bâtiment servant de mouture (= gemaal) à l’aide d’un cheval avec tous ses accessoires, une place servant de magasin à bière, la brasserie avec ses ustensiles, savoir deux chaudières, deux cuves matr?? Ayant respectivement la capacité de 34 hectolitres 35 litres et de 15 hectolitres 50 litres, deux bacs réfroidissoires, une cuve cuivre. Ensemble les accessoires requis pour la fermentation de la bière, une place à immaganiser (?) la bière, deux cuves à bière, une petite place servant à déposer la bois, un germoir (= mouterij), une tourelle et le grenier formant un seul corps de bâtiment. Du coté gauche à l’entrée de la grande porte de la brasserie un corps de bâtiment servant de séchoir, une petite chambre pour domestique, un hangar pour voiture et harnais”. Maar vader Van Wassenhove behield “la vacherie y attenante l’écurie pour deux chevaux. Le magasin et grange formant un seul corps de bâtiments sous le même toit avec obligation de prendre issu par le jardin mais avec faculté d’exploiter par la grande cour”. Onder de woning behield vader Leo “une autre cave a bière formant ensemble trois compartiments entre les quelles se trouve une porte de communication”. Zoon en schoondochter huurden ook “en face de la brasserie du coté du jardin une remise, une écurie et un magasin à bière”. “Au milieu de la cour la cave à bière. Idem voor wat betreft “toutes les tonnes et demis tonnes servant à la brasserie actuellement exploitée, savoir 360 pièces et une voiture servant au transport de la bière”. Ze huurden ook “un jardin Anglais, le jardin potager, ainsi que le verger, formant la partie nord de la propriété”. De rest bleef aan de verhuurder: “le carré de jardin et le potager formant la partie sud de la propriété”. De huurder was verplicht bij het aflopen van het huurcontract het materiaal in even goede staat terug te geven aan de verhuurder zoals hij deze bij de aanvang van de huur had aangetroffen. Kapotte tonnen diende hij te repareren of te vervangen. Het echtpaar Van Wassenhove-Capitaine woonde dus bij de (schoon)ouders Van Wassenhove in. Samenleven met (schoon)ouders is nooit eenvoudig maar de zorgvuldige verdeling van de verschillende kamers, met zelfs een opsplitsing van de zolder, geeft toch een wat verkrampt gevoel. Of Leopoldine optimistisch of eerder zwartgallig van karakter was is onbekend, maar het is opmerkelijk dat ze reeds op 23-jarige leeftijd én na nauwelijks drie maanden huwelijk, het al nodig vond om een testament op te maken. Ze had aan één velletje papier genoeg om eigenhandig haar wensen duidelijk te maken: “Ceci est mon testament. Je sousignée Léopoldine Capitaine, épouse Adolphe Van Wassenhove, brasseur à Mariakerke, voulant donner à mon dit mari une preuve de mon affection donne et lègue au dit Adolphe Van Wassenhove tous mes biens meubles et immeubles aucuns exceptés ni réservés. Je révoque tous testaments que je pourrais avoir faits avant la date de la présente disposition testamentaire. Fait à Mariakerke le 21 juillet 1856. Leopoldine Capitaine, épouse Adolphe Van Wassenhove.”[ref]RAG, notariaat Theophile Van Wassenhove Gent, nr. 62 akte 73 dd. 30/04/1880[/ref]. De jaren verstreken en 22 jaar later schreef ze een nieuw testament. Globaal bleef in haar wilsbeschikking van 15 augustus 1878 alles bij het oude[ref]RAG, notariaat Theophile Van Wassenhove Gent, nr. 62 akte 74 dd. 30/04/1880[/ref]. Opnieuw werd haar echtgenoot als enige en universele erfgenaam aangeduid. Indien hij echter voor Leopoldine zou overlijden dan diende haar erfenis bij gebrek aan eigen kinderen in vier gelijke delen toe te vallen aan:

– haar zus Hortense Capitaine.

– de kinderen van haar zus Elise Adèle Capitaine (die in 1878 nog in leven was).

– de kinderen van broer Constant Capitaine (die in 1878 nog in leven was).

– Ernest Jooris, zoon van Eduard Jooris en (schoonzuster) Leonide Van Wassenhove[ref]Ernest Jooris was als zoon van Eduard Jooris en Leonide Van Wassenhove niet enkel een neef van Adolphe Van Wassenhove. Hij was ook de schoonbroer van Constant Capitaine (broer van Leopoldine) die gehuwd was met Irma Jooris, dochter van het echtpaar Jooris-Van Wassenhove [/ref]. Schoonbroer Camille Van Wassenhove zou het levenslang vruchtgebruik over al haar bezittingen krijgen en daar bovenop in volle eigendom nog eens 20.000 fr. Enkele andere familieleden werden niet vermeld en kwamen dus niet in aanmerking voor de erfenis: zus Joanne Capitaine (gehuwd met Etienne/Stephan Van Peene) en broer August Capitaine (gehuwd met Jeanne Eykens). Anderhalf jaar na het opmaken van haar tweede testament overleed Leopoldine op 11 april 1880, 46 jaar oud. Blijkbaar na een lange doodsstrijd. Op haar doodsprentje staat: “Ellendige maanden heeft zij tot erfdeel gehad en droeve nachten geteld; doch hare langdurige kwellingen heeft zij met eene wonderbare gelatenheid, met een voorbeeldig geduld uitgestaan.” Haar doodsbrief vermeldt dat na de uitvaart in de kerk van Mariakerke “une distribution de pains se fera par les soins du Bureau de Bienfaisance”.


Weduwnaar Adolphe ging twee jaar later een tweede huwelijk aan. Op 11 februari 1882 huwde hij in Gentbrugge met Marie Guillemine Isabelle Louise Van Houtte (°’s-Gravenhage, Nederland 14/04/1839, +na 21/03/1903). Dochter van Louis Benoit Van Houtte en Marie Catherine Le Febvre. Wijlen haar vader was een man van aanzien geweest: botanicus, directeur van de Nationale Plantentuin te Meise, succesvol tuinbouwer/bloemist in Gentbrugge waar hij tevens burgemeester was. Rond 1883 nam Adolphe in de Maesstraat (nu Marcus Van Vaernewyckstraat) te Mariakerke (Kerkwijk) een brouwerij over die eigendom was geweest van Bruno, Pierre en Regina Van Hoorebeke [ref]BRAEKELEIRS Juliaan, “Heemkundige sprokkelingen over Mariakerke”, Heemkundige kring Marka 1977[/ref]. De volgende 20 jaar bleef hij actief als brouwer. Pas op 79-jarige leeftijd vond Adolphe het nodig een testament op te maken[ref] RAG, notariaat Marcelle Georges Van Wassenhove Gent, nr. 103 akte 55 dd. 18/03/1903[/ref]. Het was op het nippertje want drie dagen na de ondertekening overleed hij op 21 maart 1903. Aan zijn (tweede) echtgenote Marie Van Houtte liet hij bovenop een lijfrente van 6.000 fr/jaar het volledige vruchtgebruik over alle meubelen die in de gemeenschappelijke woning aanwezig waren. Het zilverwerk, juwelen en “les obligations de la Société Van Houtte” (= het tuinbouwbedrijf van wijlen haar vader, nu van haar broer), “ainsi que les vins et valeurs de portefeuille” werden haar volle eigendom. Voor de rest liet Adolphe bij gebrek aan eigen kinderen zijn volledige nalatenschap na aan neef Ernest Jooris en de zussen Rachel en Aline Capitaine, dochters van schoonbroer Constant Capitaine. Elk had recht op 1/3de maar er was een belangrijke clausule. Indien nicht Rachel Capitaine akkoord ging mocht ze voorafgaand aan de verdeling van de nalatenschap als een ferme extra het bedrijf hebben, “c’est a dire la brasserie et tout le materiel et clientèle”. Opmerkelijk want de ongehuwde 30-jarige Rachel was zeker niet tot bedrijfsleidster opgeleid. Oom Adolphe had zijn nicht goed ingeschat want ze hapte toe. Toen ze twee jaar later huwde, natuurlijk met een brouwerszoon, werd ze expliciet als “brouwster” en “industrielle” omschreven. Adolphe zijn erfenis werd geïnventariseerd en afgehandeld door notaris Marcelle Georges Van Wassenhove. Via zijn repertoria weten we de datum van de verschillende handelingen[ref]RAG, notariaat Marcelle Georges Van Wassenhove Gent, akte 130, 141, 146 en 151 dd. 27/07/1903, 13/08/1903, 17/08/1903 en 25/08/1903: inventaris nalatenschap Adolphe Van Wassenhove te Mariakerke, akte 46 dd. 9/04/1904: verdeling nalatenschap Adolphe Van Wassenhove tussen Ernest Jooris te Vinderhoute en Rachel en Aline Capitaine te Mariakerke[/ref]. Jammer genoeg heeft één van de notarissen die Van Wassenhove hebben opgevolgd en zijn archief dienden te bewaren, eens een ernstig waterlek gehad in hun kelder of zolder. Het gevolg is dat voor de tweede helft van 1903, en de jaren 1904, 1905, 1906 talrijke akten ofwel onleesbaar zijn, ofwel samengekoekt tot een klomp papier, ofwel weggesmeten wegens totaal kapot. Voor het jaar 1907 is er zelfs geen enkel akte bewaard gebleven.

3) Capitaine Emille Eugenius (°Gent 23/09/1835, +Gent 23/10/1835).

4) Capitaine Leonard (°Gent 19/03/1837, +Gent 20/01/1839).

5) Capitaine Auguste Eugène Henri (°Gent 3/12/1838, +Gent 2/02/1887). Over zijn jeugdjaren en eventuele studies weten we niets. Er zijn enkel aanwijzingen dat hij in zijn jonge jaren regelmatig in de Gentse casino op de Coupure ontspanning zocht. Hij huwde te Gent op 26 januari 1861, net 22 jaar oud, met de vijf jaar oudere Jeanne Antoinette Eykens (°Gent 19/06/1833, +Luik 7/05/1900) uit de Savaanstraat nr 46. Dochter van Louis Eykens, architect-bouwmeester, en Pauline Haemelinck. Schoonvader Eykens had niet alleen een huis ontworpen en gebouwd voor Auguste zijn moeder, na het overlijden van Eugène d’Hane Steenhuyse was hij gedurende jaren toeziend voogd over de kinderen Capitaine geweest. Auguste was dus gehuwd met de dochter van een vriend des huizes. Natuurlijk werd er een huwelijkscontract opgemaakt met als voornaamste punt gemeenzaamheid van aanwinning, de rest bleef persoonlijk[ref]RAG, notariaat Norbert Eggermont Gent nr. 113 akte 14 dd. 17/01/1861[/ref]. Om Jeanne Eykens haar toekomst veilig te stellen indien zij de langstlevende partner zou zijn werd door August een “dotalen inbreng” gedaan. Deze bestond uit een hofstede, woonhuis, schuur, koe- en paardenstal met meegaande gronden (11 percelen) te Kortrijk, een 10-tal percelen meers in Heule en verschillende percelen meers in Kuurne. Deze goederen zouden nooit mogen worden verkocht of belast met een hypotheek. Ook het echtpaar Eykens-Hamelinck deed een duit in het zakje. Ze gaven hun dochter een jaartoelage van 1.000 fr zolang ze leefden. Indien hun dochter echter bij de dood van één van haar ouders zou aandringen op de verkaveling van de nalatenschap en de uitbetaling van haar erfdeel, zou de toelage automatisch stoppen. Het echtpaar Capitaine-Eykens verhuisde kort na hun huwelijk naar Brussel, vervolgens naar Sint-Gillis waar in 1866 een dochter werd geboren. Vanuit het Brusselse beheerde Auguste de goederen die hij van Eugène d’Hane Steenhuyse had geërfd. Zo werden er in 1864 – 1867 verschillende keren “vendities” “van gras op stam” georganiseerd die telkens verschillende honderden frank opleverden.”[ref] RAG, notariaat Louis Philippe Van Ghendt Gent, nr. 36 akte 301 dd. 16/07/1864, nr. 37 akte 251 dd. 29/06/1865, nr. 38 akte 274 dd. 29/061866, nr. 39 akte 280 dd. 6/07/1867[/ref]. Na het overlijden van Ilderique in 1863 stond Auguste als oudste zoon op zijn strepen. Bij het inventariseren van haar inboedel noteerde men: “De heer Auguste Capitaine (…) eist als zijnen eigendom zijnde een diplôme van den casino en drij zilveren medailjen op welk zijn naam gegraveerd staat. Hij revendiqueerd insgelijks als oudsten zoon alle de familiepapieren en portretten toebehoord hebbende aan wijlen den heer D’Hane en aan zijne moeder, bezwerende dat alle die objecten hem dadelijk afgegeven worden”. [ref]RAG, notariaat Jules Lammens Gent, nr. 20, akte 348 dd. 8/12/1863 en volgende[/ref]. Of hij effectief de familiepapieren en portretten in handen kreeg en of deze ergens bewaard bleven, is onbekend. Na 1867 kwam het echtpaar Capitaine – Eykens terug in Gent wonen en namen ze hun intrek in een groot herenhuis Coupure nr. 39 dat eigendom was geweest van (schoon)vader Eykens. August stond er ingeschreven als grondeigenaar. Werken om den brode was niet aan de orde. Hij overleed in de gezinswoning op de Coupure op 2 februari 1887 aan “paralysie pulmonaire”, 48 jaar oud, en werd begraven op de Gentse Westerbegraafplaats in grafkelder 354 R. De grafkelder van zijn schoonouders. Deze grafkelder was aangekocht op 29/11/1879 op naam van Eykens – Haemelinck en is tot op heden bewaard[ref]De concessie (50 jaar) van het graf Eykens-Haemelinck werd in 1972 vernieuwd door Johanna Eykens, Frère-Orbanlaan 77, 9000 Gent. Zij overleed op 13/10/1985 en was waarschijnlijk een nicht van en vernoemd naar Joanna Eykens, echtgenote van Auguste Capitaine[/ref] De aangifte van zijn overlijden gebeurde o. a. door Paul Tombeur een 24-jarige student die in de Papegaaistraat woonde. Dit was de verloofde van August zijn dochter. Op 26/05/1887 werd weduwe Capitaine-Eykens met haar dochter in Luik gedomicilieerd waar deze laatste enkele maanden later in het huwelijk trad. Vervolgens begonnen weduwe Capitaine-Eykens, dochter Louise Capitaine en schoonzoon Paul Tombeur de nalatenschap van Auguste zowel te belenen, als te verkopen[ref]RAG, notariaat Theophile Van Wassenhove Gent, nr. 77 akte 158 dd. 2/09/1887, akte 159 dd. 2/09/1887, nr. 78 akte 76 dd. 30/04/1888, akte 99 dd. 12/06/1888, akte 104 dd. 20/06/1888[/ref]. Het betrof onroerend goed in Kortrijk, Kuurne en Heule. Telkens ging het om transacties van duizenden franken. Zo leverde de verkoop van een hoeve, enkele woonhuizen en percelen grond in de West-Vlaamse dorpen Pittem en Egem op 5/04/1889 niet minder dan 125.000 fr op[ref]RAG, notariaat Theophile Van Wassenhove Gent, nr. 80 akte 71 dd. 5/04/1889[/ref]. Ter vergelijking, een arbeidershuisje kon men toen kopen voor ongeveer 4.000 fr. Juni 1888 woonden weduwe Capitaine-Eykens, haar dochter en schoonzoon een tijdje in Esneux, een piepklein dorpje in de provincie Luik. Wat ze daar te zoeken hadden? November 1888 woonde het trio terug in Gent op de Coupure. Voor maart 1891 verhuisde weduwe Jeanne Capitaine-Eykens naar de stad Luik[ref]Dit plein in het centrum van Luik werd na WO I omgedoopt tot “Place maréchal Foch”. Het verdween bij urbanisatiewerken in de jaren 1970-1980 en is nu een winkelcentrum[/ref]. Blijkbaar definitief want ze verkocht al haar Gentse bezittingen. Het ging om onroerend goed afkomstig uit de nalatenschap van vader Louis Eykens waarbij Jeanne haar mede-erfgenamen had uitgekocht. Een “schoon renteniershuis”, Coupure nr. 37 met ernaast “sterk gebouwde magazijnen met drij etagiën” gekend als Coupure nr. 39 met droge overwelfde kelders, paardenstallen, remise en kantoor werden in 1891 verkocht voor 33.500 fr. Een ander renteniershuis, Coupure nr. 35, vond in 1891 geen koper die voldoende wou bieden. Jeanne Eykens vond ook het bod te laag op het “schoon en groot herenhuis met koetspoort, uitmakende den hoek der Godshuisstraat (= nu Maurice De Weertstraat) en Coupure gekend onder nr. 33”[ref]RAG, notariaat Theophile Van Wassenhove Gent, nr. 83 akte 43 dd. 2/04/1891, akte 61 dd. 9/05/1891[/ref]. Dit laatste was een kast van een herenhuis met op het gelijkvloers een salon, eetplaats en andere gerieven, op de eerste verdieping twee grote salons en drie slaapkamers, en op de tweede verdieping nog eens vijf slaapkamers. De grote zolder met mansarde was natuurlijk voor het dienstpersoneel. Het huis had ook een grote koer, een remise en men kon er vier paarden stallen. Na enkele jaren te zijn verhuurd werden de woningen Coupure 33 en 35 (dat ondertussen tot herberg was omgevormd) uiteindelijk in 1896 voor 25.300 fr verkocht aan Simon Fredericq, een gynaecoloog[ref]RAG, notariaat Theophile Van Wassenhove Gent, nr. 89 akte 40 dd. 23/04/1896[/ref]. Jeanne Eykens overleed in Luik op 7 mei 1900. Het echtpaar Capitaine – Eykens kreeg slechts één kind:

5.1) Capitaine Augustine Jeanne Hortense Louise (°Sint-Gillis 2/02/1866, +na 4/04/1893). In alle notariële akten ontbreken de drie eerste voornamen en staat ze als Louise Capitaine vermeld. Ze huwde in Luik op 2/08/1887 met Joseph August Paul Tombeur (°Luik 20/08/1862, +na 11/05/1923). Zoon van wijlen “tapissier – garnisseur” Henri Lambert Tombeur en Marie Rosalie Magdalaine Delcomminette. De net geen 25-jarige Paul (zijn eerste twee voornamen gebruikte hij niet) was toen “éléve ingenieur” en bij zijn moeder in Luik gedomicilieerd. Louise was sinds 26/05/1887, samen met haar moeder, eveneens in Luik gedomicilieerd. Een huwelijkscontract werd niet opgemaakt. Oom Constant Capitaine uit Mariakerke was één van de huwelijksgetuigen. Na het huwelijk vestigden ze zich samen met (schoon)moeder Eykens terug in Gent op de Coupure waar in november 1888 hun eerste kind werd geboren. Paul was toen “zonder beroep”. Het echtpaar verhuisde, net zoals (schoon)moeder Eykens, terug naar Luik waar Paul voortaan de kost verdiende als ingenieur-architect. Na verloop van tijd werd hij in Luik één van de pleitbezorgers / organisatoren van de Wereldtentoonstelling van 1905. Voor juli 1911 werd hij verkozen als gemeenteraadslid van Luik en in juli 1912 werd hij schepen van nutsvoorzieningen / “échevin des Régies”: gas, water, elektriciteit, begraafplaatsen, straatverlichting, openbare werken, …. Hij kwam in de plaats van een schepen die kolonel bij de burgerwacht was. Dat Tombeur (slechts) met een “Capitaine” was gehuwd, werkte inspirerend voor de oppositie en leverde hem in juli 1913 een spotprent op in “Tatène, veuve Tchanchet. Journal satirique illustré”. In 1923 was hij nog steeds schepen. Van het echtpaar Tombeur-Capitaine zijn twee kinderen bekend:

5.1.1) Tombeur Constant Eugène Raoul (°Gent 12/11/1888, +De Panne 21/03/1916). De 26-jarige vader gaf de geboorte aan in het gezelschap van de neven August De Vos, toen een 23-jarige kandidaat notaris wonende in de Bagattenstraat en de 22-jarige Etienne Van Peene die op de Coupure woonde. Tijdens de Eerste Wereldoorlog vocht Constant als onderluitenant aan de Ijzer. Hij kreeg een kogel in de borst en werd afgevoerd naar veldhospitaal”l’Océan” in De Panne waar hij overleed. Hij werd in Adinkerke begraven.

5.1.2) Tombeur Jeanne Madeleine Paula (°Luik 4/04/1893).

6) Capitaine Elisa Adelaïde (°Gent 07/04/1840, +Schaarbeek 26/03/1911). Waarschijnlijk verbleef ze net zoals haar jongere zus als kind ook een tijd in een pensionaat. Ze huwde te Gent 21 jaar oud, op 31/05/1861 met de 22-jarige Brusselaar Carolus (= Charles) Josephus David Luyckx (°Brussel 4/03/1839, +na 11/05/1905). Hij was toen zonder beroep, zoon van David Luyckx (°Buizingen 1792, +Sint-Jans-Molenbeek 1879), grondeigenaar/handelaar en Helena Charlotte Dierckx. Voorafgaandelijk was op 26/05/1861 een huwelijkscontract verleden voor notaris Eggermont te Gent dat voorzag in een algemene en onbepaalde gemeenzaamheid van goederen, zowel roerende als onroerende[ref]RAG, notariaat Norbert Eggermont Gent nr. 113 akte 143 dd. 26/05/1861[/ref]. Na hun huwelijk verhuisden ze naar Brussel. Zeker in de periode oktober 1864 – september 1867 woonde het echtpaar “Boulevard du Jardin Botanique nr. 10” te Brussel en was Charles Joseph “propriétaire”. In 1866 was hij “employé”. In 1867 werd Karel Joseph Luyckx omschreven als “bediende bij de Nationale Bank en grondeigenaar”. In 1878 woonde het gezin in Schaarbeek en was Charles rentenierend grondeigenaar. Voor de afwikkeling van de nalatenschap van moeder Ilderique werd op 13/04/1867 via notaris Toussaint te Brussel volmacht gegeven aan de Gentse advocaat Ferdinand Marie van Hoorebeke. Van het echtpaar Luyckx-Capitaine zijn vier kinderen bekend:

6.1) Luyckx Eugène Marie Ghislain Joseph (°Brussel 25/10/1864).

6.2) Luyckx Leon Maria Ghislain Jean (°Brussel 31/08/1866).

6.3) Luyckx Elisa Marie Ghislena Emma (°Brussel 10/10/1867, +na 22/09/1897). Huwde in Schaarbeek op 10/08/1893 met Achilles Victor Lagae (°Kortrijk 10/05/1868, +Schaarbeek 14/08/1949), een notaris. Hij was de zoon van Achilles Edouard Jules Lagae (°Heule 17/11/1839, +Brussel 29/11/1888) een “industrièl” en Irma Maria Pycke (°Ledegem 9/08/1845, +Kortrijk 19/12/1896). Van het echtpaar Lagae-Luyckx is één kind bekend:

6.3.1) Lagae Robert (°Brussel 22/09/1897, +na 30/09/1919). Net zoals zijn vader werd hij notaris. Hij huwde in Brussel op 30/09/1919 met Maria Solé (°Schaarbeek 30/05/1898). Van het echtpaar Lagae – Solé zijn volgende kinderen bekend:

6.3.1.1) Lagae Robert (°Brussel 18/02/1921, +na 1953). Huwde in Ukkel in 1944 met Denise Goens. Van dit echtpaar zijn drie kinderen bekend.

6.3.1.2) Lagae Geneviève (°Jette 9/12/1922, +na 1950). Huwde in Jette in 1943 met Louis Van Hove. Van dit echtpaar zijn drie kinderen bekend.

6.3.1.3) Lagae Christiane (°Jette 2/03/1924, +na 1955). Huwde in 1946 met Maurice Galland. Van dit echtpaar zijn drie kinderen bekend.

6.3.1.4) Lagae Colette (°Jette 3/09/1934, +na 1958). Huwde in 1958 met Raymond Verfaille.

6.3.1.5) Lagae Marie Elisabeth (°Jette 2/10/1939).

6.4) Luyckx Maurice Marie Ghislain Joseph (°Brussel 10/09/1869).

7) Capitaine Constantinus (°Gent 09/09/1842, +Mariakerke 26/10/1901). Januari 1862 was Constant een 20-jarige “étudiant à l’université de Louvain”[ref]RAG, notariaat Louis Philippe Van Ghendt Gent, nr. 31, akte 35 dd. 21/01/1862[/ref]. Welke richting hij volgde en of hij zijn studies heeft afgemaakt is onbekend. Hij woonde nog thuis toen zijn moeder Ilderique op 11/12/1863 om 15u 30 overleed. Opmerkelijk is dat reeds om 17u enkele kamers op verzoek van Constant door een vrederechter werden verzegeld. Had hij schrik dat er zaken zouden verdwijnen? Was de verstandhouding met stiefvader Franciscus Gantois slecht? Na het overlijden van zijn moeder liet hij zich in Mariakerke domiciliëren, maar in 1867 woonde hij terug in Gent als “bijzonderen, zonder beroep”. Op 2/08/1887 was hij in Luik getuige bij het huwelijk van zijn nichtje Augustine Capitaine. Hij huwde in Gent op 29/04/1869 met Irma Joanna Leonia Jooris (°Gent 3/01/1850, +Mariakerke 25/10/1907), die aan de Brugsesteenweg te Gent woonde. Ze was de dochter van grondeigenaar Eduard Jooris (+Gent 19/03/1881) en Leonide Maria Lucia Van Wassenhove. Het echtpaar vestigde zich in Mariakerke “Kerkwijk”. Werken om den brode was niet aan de orde. Constant had zich rijk geërfd en kon comfortabel leven door het verhuren van onroerend goed en het stelselmatig organiseren van “grasvendities” en de verkoop van bomen. Voor grotere uitgaven kon hij zijn toevlucht nemen tot het belenen of verkopen van tientallen percelen landbouwgrond, hoeven en woningen in Oostrozebeke, Dentergem en Mariakerke. De archieven van de notarissen Alphons Huybrechts uit Sint-Amandsberg en de Gentse notarissen Theophile Van Wassenhove en Bernard Van Acker bevatten talrijke akten in die zin waarbij het ging om aanzienlijke bedragen[ref]RAG, notariaat Bernard Van Acker Gent, nr. 122 akte 172 dd. 7/08/1871[/ref][ref]RAG, notariaat Alphons Huybrecht Sint-Amandsberg, nr. 21, akte 36 dd. 12/04/1892, akte 67 dd. 30/06/1892, akte 71 dd. 13/07/1892[/ref][ref]RAG, notariaat Theophile Van Wassenhove Gent, nr. 70 akte 162 dd. 29/07/1884, nr. 71 akte 105 dd. 10/03/1885, nr. 73 akte 429 dd. 26/10/1885, akte 460 dd. 30/11/1885, nr. 74 akte 14 dd. 10/01/1886, akte 40 dd. 28/02/1886, nr. 75 akte 103 dd. 1/06/1886, nr. 78 akte 65 dd. 12/04/1888, nr. 80 akte 42 dd. 2/03/1889, nr. 82 akte 131 dd. 4/09/1890, nr. 82 akte 146 dd. 9/10/1890, nr. 85 akte 266 dd. 30/12/1892[/ref]. Sommige transacties brachten 12.000 fr, 30.000 fr, 46.000 fr, zelfs 60.000 fr in het laatje. Echte arbeid mocht Constant dan wel vreemd zijn, en mogelijk ging hij meer leningen aan dan verstandig was, maar lichtzinnig was hij op financieel gebied niet. De notariële akten tonen dat hij als grondeigenaar actief zijn patrimonium beheerde. Zo liet hij op percelen in Mariakerke tientallen arbeidershuisjes optrekken. Een verstandige en lucratieve investering in het licht van de Gentse industrialisatie en dus woningnood. Ook liet hij in contracten clausules opnemen die op termijn flink winstgevend konden blijken. Slechts één voorbeeld. In 1884 verhuurde hij voor een termijn van 20 jaar een perceel grond in Oostrozebeke. De huurder mocht op eigen kosten gebouwen oprichten “voor het uitoefenen van het suikerij drogen (= een ast om cichorei te drogen), maar wel op voorwaarde dat die gebouwen altijd zullen kunnen veranderd worden in gerieflijke werkmanshuizen”. Alles diende in steen te worden opgetrokken “en met pannen gedekt”[ref]RAG, notariaat Theophile Van Wassenhove Gent, nr. 70 akte 162 dd. 29/07/1884[/ref]. De gebouwen dienden een waarde te hebben van minimaal 3.000 fr en maximaal 5.000 fr. Na afloop van het contract, of bij voortijdige verbreking, had Constant als eigenaar het recht om de gebouwen tegen schattingsprijs over te kopen. De overnameprijs zou echter nooit en in geen enkel geval meer kunnen bedragen dan 5.000 fr. Gelet op inflatie en de mogelijkheid om het gebouw om te vormen tot verhuurbare arbeiderswoningen was het zeker dat die overnameprijs flink onder de marktprijs zou liggen. De overeenkomst was voor Constant dus een (uitgestelde) gouden zaak.


Constant Capitaine (1842 – 1901)

Niet enkel Constant zorgde voor inkomsten. Toen echtgenote Irma Jooris na het nodige getouwtrek in 1889 haar erfdeel ontving uit de nalatenschap van haar vader ging het om ruim 33.000 fr[ref]RAG, notariaat Theophile Van Wassenhove Gent, nr. 81 akte 143 dd. 16/08/1889[/ref]. Bij het overlijden van haar moeder zou ze op minstens evenveel mogen hopen. Ondanks deze financiële meevaller, had Constant in het voorjaar van 1892 op korte tijd vers geld nodig. Veel geld want tussen 12 april en 13 juli 1892 ging hij drie leningen aan voor in totaal 57.000 frank. Niet alleen bezwaarde hij daarvoor in Mariakerke een 30-tal arbeidershuisjes en 7 burgerwoningen met een hypotheek, ook de eigen gezinswoning werd ingebracht als onderpand[ref]RAG, notariaat Alphons Huybrecht Sint-Amandsberg, nr. 21, akte 36 dd. 12/04/1892, akte 67 dd. 30/06/1892, akte 71 dd. 13/07/1892[/ref]. Een woning omschreven als: “een uitgestrekt woonhuis met stagie, stallingen en remise,lust- en groenselhof, behelsende zes bloemserren en een druifserre”. Opmerkelijk is dat Constant in de akten niet enkel als grondeigenaar, maar voor het eerst ook als koopman staat vermeld. In wat hij handelde is onbekend, maar blijkbaar was het niet erg succesvol. Midden de feestdagen van kerstmis 1892 en nieuwjaar 1893 diende schoonbroer Adolphe Van Wassenhove ter hulp te snellen. Op 30/12/1892 kocht hij van Constant alle met hypotheken belast onroerend goed die deze in Mariakerke bezat, inclusief de gezinswoning: het “maison de maitre avec véranda, écuries, remises, jardin d’agrément et potager” met daarbij zes serres en een “serre abri mobile pour pêches”. Kostprijs 60.000 fr. Constant genoot gedurende een periode van vijf jaar wel een recht op terugkoop van de goederen tegen dezelfde prijs. De transactie wekt de indruk dat Constant zichzelf onvermogend had gemaakt (met het oog op schuldeisers ?). Of Constant onbezonnen was, en welke financiële risico’s hij nam is onbekend, maar zijn echtgenote werd in elk geval ongerust. Zelfs in die mate dat Irma Jooris haar man voor de rechtbank daagde die op 11/10/1893 vonniste dat het huwelijkscontract diende gewijzigd te worden en men diende over te gaan tot een scheiding van goederen. Oktober 1893 werd gespreid over drie dagen een inventaris opgemaakt van de sommen die de echtgenoten wederzijds in de gemeenschap hadden in gebracht. Wat betreft de gezinswoning, (huis Mariakerke nr. 121) “près du pont du canal de Bruges rive gauche”, werd kamer per kamer opgeschreven hoe het zat met de meubels, de tapijten, het aantal lege flessen in de kelder, de “vases en marbre de Florence”, enz.[ref]RAG, notariaat Theophile Van Wassenhove Gent, nr. 86 akte 150 dd. 24/10/1893, akte 151 dd. 28/10/1893 en akte 153 dd. 31/10/1893[/ref]. Zelfs de “canard empaillé sous verre (= een opgezette eend onder glazen stolp) op de overloop van de eerste verdieping ontsnapte niet aan een waardebepaling. De totale inboedel werd geschat op 4.305 frank. Alle meubels, serviezen of linnen opsommen is niet nuttig en spectaculaire zaken zaten er niet tussen. We beperken ons tot de indeling van het huis:

– une mansarde de la servante.

– une chambre au premier étage donnant avec deux fenêtres sur le jardin, une chambre au premier étage donnant avec une fenêtres sur le jardin, une chambre au premier étage donnant avec deux fenêtres sur la rue, une chambre au premier étage donnant avec une fenêtres sur le jardin, une chambre au premier étage donnant avec trois fenêtres sur la rue, pallier du premier étage donnant avec une fenëtre sur la rue.

– une place servant de salon donnant avec trois fenêtres sur la rue

– une place servant de salle à manger donnant sur le jardin

– la cuisine

– le lavoir

– une place donnant avec une fenêtre au jardin

– la branderie (?)

– la cave (met 500 flessen wijn goed voor 625 frank)

– une petite pièce a la cour

– un grenier

Literatuur was niet aan het echtpaar Capitaine-Jooris besteed. Er werd enkel melding gemaakt van “douze volumes de l’Illustration Européenne” en “trois volumes Les Belges au Congo”, samen 40 fr. Duidelijk boeken die louter als decor dienden. Het zilverwerk werd afzonderlijk geïnventariseerd maar omvatte evenmin spectaculaire stukken. De totale waarde was al bij al gering: 296 fr. Verrassend is wel de inventaris van de zes serres en de tuin waarvan de waarde, 5.615 fr, deze van de inboedel oversteeg:

– 2.000 azalées indica greffes de 1893 500 fr, 2.000 azalées indica greffes de 1892 700 fr, 2.800 azalées indica greffes de 1892 1.120 fr, 1.800 azalées indica greffes de 1893 900 fr, les cameleas greffés de l’annee 150 fr, les cameleas de deux ans 200 fr, 700 cameleas 420 fr, partie aspedistra verts 50fr, partie de jeune palmiers de diverses espèces et de differente grandeurs 100 fr, environs 1.000 clivia, grand et petits 250 fr, bulbes de gloxineas et begonias 400 fr, dracenas et autres plantes diverse avec les lauriers et thyms 300 fr, 1.000 rhododendrum sauvages 75 fr, arbres fruitiers, légumes et engrains 250 fr, nouvelle serre adossée au mur du jardin 200 fr”.

Als vorderingen ten laste van derden werd o.a. een d’Hane uit Ledeberg vermeld die 164 fr schuldig was “pour livraison de plantes” en de “Société anonyme horticulier Leon Van Houtte” uit Gentbrugge, één van de grootste bloemisterijen in het Gentse, die aan Constant nog 624 fr schuldig was. Alles wijst er dus op dat Constant Capitaine vanaf 1892 aan het hoofd stond van een bloemisterij. Het resultaat van een uit de hand gelopen hobby? Deed hij ook zelf iets in die serres of liet hij dat volledig aan ingehuurd personeel over? De scheiding van goederen op verzoek van Irma Jooris was misschien doorgevoerd tegen de wens in van Constant Capitaine, maar het was een verstandige maatregel. Bij een eventueel faillissement kon nu tenminste voorkomen worden dat alle bezittingen zouden verloren gaan. Het was zeker niet de bedoeling om te scheiden. Tot aan zijn overlijden op 26 oktober 1901 bleef Constant immers gehuwd met Irma Jooris en bleven beiden in de gezinswoning in Mariakerke gedomicilieerd. In tal van notariële akten traden Constant en Irma op als echtpaar, weze het als “époux séparé des biens”. Toen Constant op 26/10/1901, 59 jaar oud, overleed, was hij zonder beroep.


Van het echtpaar Capitaine-Jooris zijn twee dochters bekend:

7.1) Capitaine Rachel Leonie Adolphine Marie Ghislena (°Mariakerke 1/09/1872, +Mariakerke 22/02/1970). Welke opleiding ze genoot is onbekend, maar ze hield zich met meer bezig dan borduren of het lezen van stationsromans. Toen haar oom Adolphe Van Wassenhove, weduwnaar van tante Leopoldine Capitaine, op 21/03/1903 kinderloos overleed bleek dat hij haar niet enkel als één van zijn erfgenamen had aangeduid. Indien Rachel instemde mocht ze zijn bierbrouwerij hebben als voorafname op de verdeling van de nalatenschap[ref]RAG, notariaat Marcelle Georges Van Wassenhove Gent, nr. 103 akte 55 dd. 18/03/1903[/ref]. Opmerkelijk want toen oom Adolphe deze optie drie dagen voor zijn overlijden in zijn testament opnam was Rachel 30 jaar en ongehuwd. Adolphe had zijn nicht echter goed ingeschat want ze ging op het aanbod in en werd bedrijfsleidster. Ze was in Mariakerke geen uitzondering. De concurrerende brouwerij Saudan werd sinds november 1900 ook door een vrouw geleid: Anna Saudan. Er zijn geen aanwijzingen dat de brouwerij Van Wassenhove (ex-brouwerij Van Hoorebeke) ooit werd gerund onder de naam brouwerij Capitaine. Toen Rachel twee jaar later op 11/05/1905 in Mariakerke huwde was ze volgens de burgerlijke stand “brouwster”, volgens haar huwelijkscontract “industrielle”. Haar uitverkorene was, niet onverwacht, een 28-jarige brouwerszoon: Florimond Louis Georges Marie Van Bambeke (°Gent 5/10/1875, +Mariakerke 10/10/1958). Zoon van Florimond Joseph Marie Van Bambeke (°Gent 24/03/1843, +Gent 6/11/1909), een brouwer/stoker en Marie Thérèse Josephine (de) Molie (°Gent 17/10/1847, +Gent 10/04/1931). Hoewel ruim meerderjarig had Florimond zijn ouders op 11/03/1905 via een notaris “eerbiedig raad gevraagd over het huwelijk dat hij voornemens is aan te gaan met mejuffer Rachel Capitaine, bierbrouwster te Mariakerke”[ref]RAG, notariaat Hendrik Schelstraete Gent en Drongen, nr. 21 akte 27 dd. 11/03/1905[/ref]. De ouders hadden “om verschillende redenen” niet in het huwelijk ingestemd. Redenen die jammer genoeg niet in het proces verbaal werden opgenomen. Het huwelijk ging dus zonder hen door met als getuigen twee ooms van de bruid: Charles Luyckx, “bureelhoofd” bij de Nationale Bank te Brussel (echtgenoot van tante Elisa Capitaine) en dokter Etienne Van Peene (echtgenoot van tante Joanne Capitaine). Het huwelijkscontract dat ze vooraf lieten opmaken was conventioneel, ze huwden volgens het stelsel gemeenschap van aanwinst. De echtgenoot bracht geen goederen in in het huwelijk. Zakenvrouw Rachel liet wel noteren welke meubels ze inbracht[ref]RAG, notariaat Marcelle Georges Van Wassenhove Gent, nr. 105 akte 70 dd. 5/05/1905[/ref].

1) une garniture de salle à manger se composant de un buffet 300 fr, une table 160 fr, une armoire en chêne 60 fr, un bureu 160 fr, six chaises et causeuse 140 fr, un foyer 160 fr, des tapis et tenturs 150 fr.

2) une armoire buffet 285 fr, une batterie de cuisine avec foyer et accessoires, 200 fr.

3) une garniture de chambre à coucher en acajou ciré se composant d’un lit avec ressort, matelas et couvertures, deux tables de nuit, un lavabo, une armoire à glace, deux chaises, un coffre fort, 850 fr.

4) une chambre en laqué blanc se composant de deux lits jumeaux avec ressort, matelas et couvertures, un lavabo, une table de nuit, deux chaises, 585 fr.

5) une chambre à coucher en acajou vernis se composant d’un lit avec ressort, matelas et couvertures, table de nuit, lavabo, deux chaises, 300 fr”.

Zoals verwacht werd Florimond Van Bambeke actief in de bierbrouwerij die zijn echtgenote had geërfd. Een brouwerij die ondertussen totaal verouderd was (voor Van Wassenhove was ze eigendom geweest van de kinderen Van Hoorebeke). Op dezelfde site in de Maesstraat (nu Marcus Van Vaernewyckstraat) werd in 1908 een nieuwe brouwerij ingeplant, ingericht naar de “Münchener”-werkwijze. Onder de naam “Brouwerij Van Bambeke” werd ze een succes en wist rond 1910 twee andere lokale brouwerijen (Van Der Linden en Saudan) uit de markt te drukken. In 1912 werden in Mariakerke gemeenteraadsverkiezingen gehouden. Omdat Petrus Alphons Minoodt, burgemeester sinds 1883, zich niet herverkiesbaar stelde lag het veld open voor andere kandidaten. Enerzijds schepen Eduard Kervyn d’Oud Mooreghem, die zeer actief gratis dekens uitdeelde aan de bevolking, anderzijds nieuwkomer brouwer Florimond Van Bambeke. Dit leverde stof op voor een campagneleuze: “Wij hebben liever bier en wijn, dan een sargie van Kervyn”. Het was Van Bambeke die het haalde en burgemeester werd (KB 29/02/1912). Op zondagmiddag 28 april 1912 was er een grootse huldiging van de nieuwe burgemeester met optocht van talrijke verenigingen. Dankzij een affiche is de samenstelling van de stoet bekend:

1) gendarmen te paard 10) handboogschutters 19) muziek: Vinderhoute
2) ruiters 11) wagen: Sint-Sebestiaan 20) rijtuigen
3) oud-soldaten 12) balpijpschutters 21) openbare besturen: Kerk- Arm- en Gemeenteraad
4) muziek: Drongen 13) muziek: Lovendegem 22) Heer burgemeester met zijn erewacht
5) wagen: wasschersbedrijf 14) wagen: velosport 23) gendarmen
6) spaarmaatschappijen 15) Lustige wielrijders
7) duivenliefhebbers 16) hoveniersmaatschappij
8) wagen: ambachten 17) wagen: flora
9) kaartersmaatschappijen 18) heerlijkheid van Mariakerke, optocht van historische personages, kostumen van het huis Reinz van Gent

Opmerkelijk is het ontbreken van een muziekmaatschappij uit Mariakerke zelf (hadden ze een andere politieke kleur ?) en het ontbreken van scholen. Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog vluchtte de zwangere Rachel Capitaine naar het Nederlandse Zeeuws-Vlaanderen waar ze op 4/11/1914 in Philippine beviel van een dochter. Tijdens de Eerste Wereldoorlog bleef Van Bambeke op post als burgemeester van Mariakerke. Tien jaar na zijn aanstelling gaf hij zijn ontslag om persoonlijke redenen. (aanvaarding KB 17/04/1923). Florimond verdween echter niet definitief uit de politiek. Van februari 1933 tot januari 1939 was hij in Mariakerke schepen. Tijdens de oorlog had hij zijn brouwketels, stoommachine en dergelijke moeten inleveren. De Duitsers hadden het koper immers broodnodig voor hun wapenindustrie. Na de oorlog werd de brouwerij niet heropgestart. Het woonhuis in de Marcus Van Vaernewyckstraat met het voormalig brouwerijgebouw bleef tot op heden bewaard en staat nu bekend als “Bambeke’s hof”. Het is geen beschermd monument maar werd toch opgenomen in de inventaris van waardevol onroerend erfgoed en beschreven als: “huis nr. 22: Herenhuis met voormalige brouwerijgebouwen in een grote, aangelegde tuin met ijzeren hek op de Brugsesteenweg. Onderkelderd breedhuis van zeven trav. En twee bouwlagen onder zadeldak (pannen); oude kern, doch huidig uitzicht daterend uit XIX B. Beraapte lijstgevel met dubbelhuisopstand, afgelijnd door hoekblokken. Rechthoekige vensters met houten rolluikkasten gevat in witgeschilderde geriemde omlijsting. Bepleisterde achtergevel. Links aanleunende gebouwen van de voormalige brouwerij Van Hoorebeke, ca. 1883 Van Wassenhove, later (1905) Van Bambeke, stopgezet na de Eerste Wereldoorlog. Beschilderd, verankerd bakstenen gebouw met zadeldak. Op begane grond rechthoekige muuropeningen, erboven rond boogvensters. Andere voormalige dienstgebouwen (stallingen), thans ingericht als woonhuis (huis nr. 24).”[ref]BOGAERT C., LANCLUS K. & VERBEECK M.:”Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Gent, Fusiegemeenten, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 4ND”, Brussel – Gent[/ref].

Toen Florimond Van Bambeke op 10/10/1958 te Mariakerke overleed was zijn echtgenote Rachel nog in leven. Ze stierf op 22/02/1970, 97 jaar oud. Van het echtpaar Van Bambeke-Capitaine zijn vijf kinderen bekend:

7.1.1) Van Bambeke Simonne Florimonde Irma Rachel Marie Ghislena (°Mariakerke 1/09/1907).

7.1.2) Van Bambeke Lucien Louis Marie Ghislain (°Mariakerke 8/03/1909).

7.1.3) Van Bambeke Christiane. Huwde met Robert Gallet. Van dit echtpaar is één kind bekend.

7.1.4) Van Bambeke Ghislaine. Huwde met Victor Verbrugghe.

7.1.5) Van Bambeke Denise Etiennette (°Philippine Nederland 4/11/1914, +na 29/03/1941) Huwde in Mariakerke op 29/03/1941 met Paul Cyriel Juliaan Maria Schoonjans (°Aalst 24/07/1909, +15/07/1999) een burgerlijk ingenieur. Het echtpaar verhuisde naar Sint-Pieters-Woluwe. Van dit echtpaar is één kind bekend.

7.2) Capitaine Alice Coleta Ernestina Maria Ghislena (°Mariakerke 22/01/1880, + 22/06/1958). Ze huwde in Mariakerke op 5/08/1909 met Albertus Henricus Kloprogge (°Gent 16/06/1882, +18/04/1935), postume zoon van Petrus Joannes Kloprogge (+Gent 19/06/1909) en Clementina Rosalia Bultynck. Albert was toen aannemer van openbare werken en woonde bij zijn moeder te Gent. Een huwelijkscontract was verleden door notaris Krické te Eine op 29/06/1909. Het echtpaar ging aanvankelijk in het Gentse Prinsenhof / Cour du Prince wonen, maar verhuisde later naar Mariakerke. Albert bleef minstens tot 1931 actief als aannemer van openbare werken op basis van vermeldingen in de Meetjeslandse krant “’t Getrouwe Maldegem”. In april 1928 werd hem de rechttrekking van de weg Brussel-Oostende voor het deel te Waarschoot “Keere” toegewezen voor 397.623 fr. In maart 1931 bleek zijn offerte van 319.871 fr dan weer te hoog om nieuwe rioleringen te leggen in de Meulewalsstraat te Drongen. Van het echtpaar Kloprogge-Capitaine zijn twee dochters bekend:

7.2.1) Kloprogge Suzanne Clémence Florimond (°Gent 29/10/1910, +Gent 17/01/1988). Getuige bij de aangifte van haar geboorte was oom Florimond Van Bambeke. Ze huwde met Gunthramus (= Gonthran) Werner August Van Zeveren (+Gent 15/12/1988). Na het overlijden van haar moeder kocht ze haar zuster uit voor wat betreft het huis Trekweg 45 te Mariakerke. Dit gebeurde via de Gentse notarissen Etienne De Staercke en Jean Tytgat op 22/03/1959. Van het echtpaar Van Zeveren-Kloprogge zijn twee kinderen bekend:

7.2.1.1) Van Zeveren Henri Louis Auguste Albert Georges (°Gent 22/11/1942). Huwde met Geneviève Marie Louise Marguerite Timmerman. Tot ca. 2010 bewoonde het echtpaar het huis aan de Trekweg te Mariakerke dat ooit aan zijn overgrootvader Constant Capitaine toebehoorde.

7.2.1.2) Van Zeveren Francois Ferdinand Alain Edmond (°Gent 10/11/1945). Huwde met Ghislaine Georgette Eugenie Thérèse T’Joens.

7.2.2) Kloprogge Elza Rachel Fernanda (°na juni 1911, +na 22/03/1959). Ze huwde met Georgius De Ganck. Het echtpaar verhuisde naar Doornik. Van het echtpaar De Ganck-Kloprogge zijn vier kinderen bekend:

7.2.2.1) De Ganck Jean-Pierre.

7.2.2.2) De Ganck Georges.

7.2.2.3) De Ganck Roland.

7.2.2.4) De Ganck Francine.

8) Capitaine Joanna (ook Jeannette) Maria Carolina (°Gent 7/10/1844, +Gent 23/01/1925). In 1862 zat ze als 18-jarige op pensionaat in Quievrain bij de “soeurs de Notre-Dame[ref]RAG, notariaat Louis Philippe Van Ghendt Gent, nr. 31, akte 35 dd. 21/01/1862[/ref]. Nadat haar moeder was overleden verhuisde ze op 14/02/1865 naar de Gentse “Rue du Courtrai 108” waar ze bij haar oudere zuster Hortence en haar echtgenoot ging inwonen. Ze huwde te Gent op 14/10/1865 met de 26-jarige Etienne (officieel Stephanus) Edmondus Van Peene (°Gent 9/09/1839, +Gent 14/01/1915), twee jaar eerder afgestudeerd als “dokter in de medicijnen” die in de Gentse “Quai des Récollets 36” woonde. Zoon van Antonius Romanus Van Peene, “vleeschhouwer” en wijlen Henrica Dynoodt. Voorafgaandelijk was een huwelijkscontract opgemaakt waarbij ze kozen voor “une communauté réduite aux acquêts”[ref]RAG, notariaat Jules Lammens Gent, nr. 24 akte 331 dd. 11/10/1865[/ref]. Er werd geen melding gemaakt van voorhuwelijks patrimonium van de bruidegom. De bruid haar voorhuwelijks patrimonium bestond uit:

1) une obligation hypothécaire au capital de 20.000 francs, reconnu par monsieur Charles-Louis Van Eeck, notaire à Ypres, au profit de mademoiselle Jeannette Capitaine, suivant acte passé devant maître Isidore Claeys, notaire à Gand le 30 novembre 1859.

2) une obligation hypothécaire au capital de 11.500 francs, reconnu par monsieur Armand François Charles Jean Schoorman, propriétaire à Gand, au profit de mademoiselle Capitaine, suivant acte passé devant maître Louis Van Ghendt, notaire à Gand le 21 janvier 1862.

3) deux actions dans la Société anonyme pour l’ Etablissement de la chaussé de Tronchiennes à Deynse au capital nominal de 200 florins des Pays-Bas chacune.

4) deux actions dans la Société d’Histoire naturelle de Gand de 100 franc chacune.

5) deux lots de Hesse de 25 florins d’Allemagne chacun, portants les numéros 10.433 et 60.355.

6) un lot d’Autriche de 250 florins d’Allemagne, série 281, numéro 5.607.

7) un capital de 11.000 francs représenté par trois inscriptions nominatives au grand livre de la dette publique de Belgique” aan 4,5% per jaar “les numéros 12.446, 13.111 et 13.545”.

De langstlevende partner “aura la faculté de reprendre en plein propriété sur estimation contradictoire la maison de ville et la maison de campagne qu’ils habiterons au jour du décès de l’un d’eux”. Men ging er blijkbaar vanzelfsprekend van uit dat men zowel een huis als een buitenverblijf zou hebben. Of waren dit reeds bezittingen van dokter Van Peene? De akte toont in elk geval aan dat ook in dit gezin Frans de voertaal was. Het echtpaar bleef steeds in Gent wonen: Recollettenlei nr. 36 (1866), Recollettenlei nr. 15 (1867), Coupure nr. 35 (1868) en Coupure nr. 27 (1882)[ref]VERVAEKE Greta, “Sociale studie van een beroepsgroep: de geneesheren te Gent (1830-1890); Status-, stratificatie- en mobiliteitsschets.”, onuitgegeven eindverhandeling tot het behalen van de graad van licentiaat in de geschiedenis, RUG 1977-1978[/ref]. Etienne Van Peene was gedurende enkel jaren zeer actief in de “Cercle Médical Homéopathique des Flandres”, een studiegenootschap voor artsen rond homeopathie[ref]http://www.homeopathie-unio.be/nl/algemeen/homeopathie/de-homeopathie-in-belgie/de-belgische-homeopatische-verenigingen/de-cercle-medical-homeopathique-des-flandres-1872-1920 [/ref]. Een website rond homeopatie stelt: “Hij gaf het praktiseren van homeopathie op na het overlijden van dr. Nobele, geneesheer in de staatsgevangenis, dit na drie jaar actieve deelname aan de werken van de “Cercle” en na vele keren te hebben uitgeblonken door het schrijven van interessante communiqués voor de “Revue Homéopathique”. De plaats van geneesheer in de gevangenis was een gegeerde positie en dr. Van Peene kreeg de plaats door machtige hulp van het ministerie. In ruil daarvoor moest hij echter de homeopathie opgeven. Toen hij op een dag geïnterpelleerd werd of hij naar een belangrijke vergadering ging, antwoordde hij: l’homéopathie, je ne connais pas cela”. Of dit relaas klopt ?

Eens hoofdgeneesheer van de Gentse gevangenissen deed hij ook hier wat onderzoek. Op een in augustus 1896 te Genève gehouden “Congrès international d’anthropologie criminelle” werd door dr. De Baets uit Gent naar hem verwezen in een rapport over “L’éducation des fils de criminels”. Men stelde: “Comme l’a démontré le Dr van Peene, médecin en chef des prisons de Gand, a ration du jeune détenu de 12 à 21 ans doit être supérieure en quantité et qualité à celle de l’adulte (en proportion de son poids) attendu que l’adulte ne doit que réparer les pertes quotidiennes subies par l’organisme, tandis que l’adolescent travaille en plus à sa croissance. La substitution du pain de froment au pain de seigle et la diversification du régime essayé dans les maisons de réforme Belges a rayé des statistiques nosographiques nombre d’affections gastro-intestinales et dystrophiques”[ref]http://archive.org/stream/congrsinternat1897cong/congrsinternat1897cong_djvu.txt[/ref]. Voor juni 1894 was hij ridder in de Leopoldsorde geworden. Van het echtpaar Van Peene-Capitaine zijn volgende kinderen bekend:

8.1) Van Peene Stephanus (= Etienne) Georgius Maria Gislena (°Gent 1/08/1866, +Gent 28/03/1940). Woonde in november 1888 op de Coupure bij zijn ouders, en was toen zonder beroep. Huwde in Gent op 17/08/1898 met Sophia Coralie Hanskens (°Gent 13/10/1867, +Gent 22/03/1936). Hij was toen handelsreiziger, zij kleermaakster. Voorafgaandelijk was op 8/08/1898 een huwelijkscontract verleden voor notaris Roland te Gent. Naar aanleiding van het huwelijk werd een voorechtelijk kind gewettigd.

8.1.1) Van Peene (ex-Hanskens) Germana (°Gent 2/04/1888).

8.2) Van Peene Estella Joanna Maria Gislena (°Gent 28/12/1867, +Gent 18/03/1920). Huwde te Gent op 28/09/1895 met Carolus Gomb.

8.3) Van Peene Georgius Augustus Maria Gislenus (°Gent 8/12/1869, +Gent 24/12/1945). Huwde in Gent op 2/06/1894 met Emelie Augusta Florine Marie Duquesnoy (°Gent 18/08/1874, +Gent 6/01/1946). Dochter van wijlen Albert Louis Jean Marie Duquesnoy en Louise Marie Anne Van Bambeke, négociante. Hij was “dentiste” en woonde toen nog bij zijn ouders op de Coupure. Voorafgaandelijk was op 15/05/1894 een huwelijkscontract verleden voor notaris Roland te Gent.

8.4) Van Peene Leontina Adamine Maria Gislena (°Gent 4/07/1871).

 

[ref]versie 2018[/ref]