Kinderen van het echtpaar Capitaine-Tacqué

Via de (parochie)archieven van Brussel, Zottegem[ref]De parochieregisters van Zottegem vertonen hiaten. Toen pater Maximus De Pauw in 1694 als pastoor van Zottegem werd aangesteld, kreeg hij opdracht om orde op zaken te stellen na het chaotische beleid van zijn voorganger Andreas De Coster (pastoor van 1679 tot 1687). Deze had de parochieregisters niet bijgehouden en had evenmin veel zorg besteed aan de zielzorg of aan de parochiale administratie. Pastoor De Pauw deed een poging om retroactief de gegevens te reconstrueren. Voor de periode 25/11/1688 – 2/05/1694 zijn er in Zottegem geen huwelijksgegevens. Tot 1745 werden de overlijdens van zuigelingen niet geregistreerd en zijn er voor wat betreft oudere kinderen slechts enkele overlijdens genoteerd.[/ref] en Schelle werden van het echtpaar Capitaine – Tacqué drie zonen en vijf dochters gevonden. Vijf kinderen hebben de volwassen leeftijd bereikt, waaronder slechts één zoon waardoor de familienaam voor uitsterven werd behoed.

Geen enkel kind had een doopouder met de familienaam “Capitaine” of “Le Chien”.[ref]De twee oudste kinderen kregen wel een maternaal familielid als dooppeter, respectievelijk grootvader Georgius Tacqué en Petrus Tacqué.[/ref] Evenmin werd een kind naar Arnouts vader Arnoldus vernoemd. Mogelijk een indicatie dat Arnoldus lang voor 1679 was overleden. Of was de relatie tussen vader en zoon vertroebeld? (Schoon)vader Georges Tacqué werd wel, zoals de traditie voorschreef, dooppeter van het eerste kind van het echtpaar.

Kinderen van het echtpaar Capitaine – Tacqué:

1) CAPITAINE Joanna Jacoba

Gedoopt: Brussel (parochie Sint-Jacob-op-Koudenberg) op 29 november 1679, dooppeter: (grootvader) Georgius Tacqué, doopmeter: Joanna Jacoba Vander Hofstadt. Overleden: als kind ? te Brussel ?

 

2) CAPITAINE Maria Catharina

Gedoopt: Brussel (parochie Onze-Lieve-Vrouw-ter-Kapelle) op 10 mei 1681, dooppeter: (oom ?) Petrus Tacquet, doopmeter: Livina Van Bont. Overleden: te ?, mogelijk voor juni 1709.

Op 23 december 1697 was ze in Zottegem doopmeter van Joannes Baptista Vander Meulen. Ze huwde in Brussel (Sint-Jacob-op-Koudenberg) op 19 februari 1703 met (Francois) Ludovicus GRESSIER (+na 10/02/1718). Huwelijksgetuigen waren Nicolao Le Cerf en Joanne Bruseau. Een week eerder (10 februari) hadden ze een huwelijkscontract laten opmaken.[ref]RAAnd, oud notariaat, archief Henry Francois Desgreck notaris te Brussel.[/ref] Zij was toen “lingère” (= linnenmeid), hij “officier domestique de monseigneur le comte d’Egmont”. Ze huwden met gemeenschap van goederen. Als bruidsschat kreeg ze van haar ouders “un établissement convenable a leur état” echter “a condition toutes fois bien expresse que s’ils (= de ouders Capitaine-Tacqué) viendraient a mourir laissant enfants orphelin, ils (= het toekomstige echtpaar Gressier – Capitaine) aient a en aprendre soin pour leur éducation jusques a ce qu’ils aient (.?.) l’age compétant”. Iets wat gelukkig nooit nodig was.

Van het echtpaar Gressier-Capitaine zijn drie kinderen bekend. Waarschijnlijk zijn het twee van deze kinderen die bij een graantelling op 21 juni 1709 te Schelle worden vermeld als inwonend bij hun grootouders op het tolhuis. (Als gevolg van het overlijden van hun moeder ?)

2.1) Gressier Maturinus Franciscus (°Brussel, Sint-Jacob-op-Koudenberg 27/01/1704, , dooppeter: Maturinus Besnier “magister parlemento Parisiensi”), doopmeter: “domicella” Genoveva Francisca Du Buisson, +Duffel 1/03/177.

Maturinus huwde in Brussel parochie OLV-ter Kapelle op 17/10/1736 met Susanna Catharina Caillé/Caillie(z) (+Duffel 26/04/1756). Kort na het huwelijk verhuisde het echtpaar naar Ham-sur-Heure in Henegouwen waar Maturinus verschillende jaren baljuw was en vier kinderen werden geboren. Tussen juli 1741 en januari 1743 verhuisde het gezin terug naar Brussel.

Vanaf 1745 woonde het echtpaar Gressier-Caillé in Duffel waar nog eens zeven kinderen werden geboren. Mathurin Gressier behoorde in Duffel tot de dorpsnotabelen want hij was er vanaf 1744 actief als notaris. Tevens was hij drossaard. In 1747 kocht hij in Duffel het huis “Het Leeuwken” ook gekend als “De Rode Leeuw” dat hij aan de linkerzijde liet uitbreiden. In 1756 werd hij weduwnaar. Zeker zes kinderen waren toen reeds overleden.

April 1790 lieten de kinderen Gressier alles openbaar verkopen. Het betrof: “eene schoone steene huyzinge van twee stagien met syne kelderinge, pompe, vyf beneden ende vyf bovekamers, zolderinge, achterplaetze, stallingen, remisen ende eene groote plaisante hovinge gelegen onder Duffel Perwys aen de steenweg. Hebben zyn voorzien op de graenmerkt ende van achter op de weyde. Zeer wel gecitueert voor een huys van plaisantie, commertie, neeringe, etc.”[ref]Een latere eigenares, Anna Catharina Smet-Van Thienen, schonk “den Rooden Leeuw” en het bijgebouw aan het armenbestuur voor de inrichting van een gasthuis en indien nog plaats overbleef ook een weeshuis. Zo ontstond in 1864 het “Gesticht Smet-Van Thienen”. Nadien omgevormd tot pastorij.[/ref] Ook een aanpalende “kleyne huyzinge met kelder, keuke, kamer ende zolder” en achterplaats werd te koop aangeboden.

Van het echtpaar Gressier-Caillé zijn twaalf kinderen bekend:

2.1.1) Gressier Magdalena Joanna (°Ham-sur-Heure 1/01/1738)

2.1.2) Gressier Joannes Franciscus (°Ham-sur-Heure 2/01/1739, +Duffel 12/07/1754)

2.1.3) Gressier Josephus (°Ham-sur-Heure 27/05/1740, +Duffel 9/09/1753)

2.1.4) Gressier Anna Josephe (°Ham-sur-Heure 12/06/1741, +Brussel 11/05/1812). Vestigde zich in de loop van 1790 in Brussel. In 1812 woonden ze met haar zuster Maria Theresia, broer Francois en zijn echtgenote in de “Rue de Ruysbroeck 862” te Brussel. Ze bleef ongehuwd en overleed als “rentier”.

2.1.5) Gressier Joannes Franciscus Ignatius (°Brussel OLV-ter-Kapelle 30/1/1743, +Brussel 10/02/1815). Huwde in Brussel op 25/08/1787 in de Kapellekerk met Marie Therese Josephe Wilmet / Wilmot (°Chatelet ca 1745, +na 10/02/1815) die sinds 1772 in Brussel woonde. In 1812 woonde hij samen met zijn echtgenote en zijn zusters Anna Josephe en Maria Theresia Gressier in de “Rue de Ruysbroeck 862” te Brussel. Toen hij in Brussel overleed was Joannes dagloner.

2.1.6) Gressier Elisabeth Maria Anna (°Duffel 22/12/1745, +Duffel 23/03/1746)

2.1.7) Gressier Maria Theresia (°Duffel 4/03/1747, +Brussel 28/04/1822). Vestigde zich in de loop van 1790 in Brussel. In 1812 woonden ze met haar zuster Anna Josephe, broer Francois en zijn echtgenote in de “Rue de Ruysbroeck 862” te Brussel. Ze bleef ongehuwd en was bij overlijden “pensionné du beguinage” van Brussel.

2.1.8) Gressier Jan Josephus (°Duffel 17/02/1748, +Duffel 12/07/1754)

2.1.9) Gressier Carolus Franciscus (°Duffel 22/08/1750, +Duffel 5/10/1750)

2.1.10) Gressier Suzanna Francisca (°Duffel 20/07/1751, +Duffel 20/09/1753)

2.1.11) Gressier Suzanna (°Duffel 6/10/1753)

2.1.12) Gressier Maria Elisabeth (°Duffel 3/04/1755, +Duffel 14/07/1779). Bleef ongehuwd.

 

2.2) Gressier Ludovicus Joseph (°Brussel, Sint-Jacob-op-Koudenberg 29/04/1705).

2.3) Gressier Maria Anna (°Brussel, Sint-Jacob-op-Koudenberg 17/03/1706)

 

3) CAPITAINE Maria Ludovica

Gedoopt: Brussel (Sint-Jacob-op-Koudenberg) op 18 juni 1683, dooppeter: Anthonius Brabant namens Ludovicus Ernest graaf van Egmont, doopmeter: Maria Magdalena Mortier namens Maria Claire Angelica gravin van Egmont. Overleden: als kind ? te Brussel ?

 

4) CAPITAINE Joannes Josephus

Gedoopt: Brussel (Sint-Jacob-op-Koudenberg) op 10 augustus 1685, dooppeter: Joannes Fonfon, doopmeter: Teresia Cesar. Overleden: Zottegem 6 september 1692.[ref]RAG, kerkarchief Zottegem, doopregisters, register 7 folio 145. De pastoor heeft bij elk overlijden de leeftijd vermeld. Joannes Josephus Capitaine was volgens hem 7 jaar oud bij overlijden.[/ref]

 

5) CAPPITTEN Carolus

Gedoopt: Brussel (Sint-Jacob-op-Koudenberg) op 29 mei 1687, dooppeter: Carolus Wolochs, doopmeter: Maria dela Croy. Overleden: als kind ? te Brussel ?

 

6) CAPITEYN / CAPITAINE Maria Oblina (ook als Marie Therese teruggevonden):

Gedoopt: Zottegem op 22 februari 1689, dooppeter: Livinus Droesbeke (stedelijk griffier Zottegem), doopmeter: Maria Oblina Marlier. Overleden: te ? na 21/08/1721.

Huwde in Schelle op 13 februari 1708 met Jean Francois GRIM(M)EAU / GRIM(M)IAU. (°Brussel Sint-Michiel en Sint-Goedele 11/11/1674, +Arendonk 8/10/1717), zoon van Jean Grimmeau (+voor 5/02/1713) en Anna Maria (ook Marianne) Censier (+Brussel, Sint-Janshospitaal 5/02/1713 als “Anna Marie Sensie, veuve Jean Grimeaux, originaire du Pays dit Horeux en Hainaut” (= Horrues ?). Een van de huwelijksgetuigen was Franciscus de Velthoven (= de controleur op het tolhuis en dus collega van vader Capitaine). Het echtpaar Grimmeau – Capitaine zou vervolgens naar Turnhout zijn uitgeweken.

In Arendonk overleed op 5/10/1717 een “Franciscus Grimeau, Turnhout habitans”. Waarschijnlijk betreft het Jean Francois Grimmeau. Enkele jaren na het overlijden deden zijn drie broers, alle drie militairen,[ref]Het ging om Norbertus Anthoin Grimmeau (°Brussel Sint-Jacob-op-Koudenberg 5/02/1687) “cornet au regiment cuirassier du Seign. le prince de Portugael, au service de Sa Majesté Imperial et catholique”, Albert Grimmeau “capitaine de cuirassiers audit régiment” en Joseph Jacques Grimmeau, luitenant-kolonel “des dragons aussi aux service de Sa Majesté”.[/ref] op 21/08/1721 afstand van hun erfdeel in “certain maison et heritages gisant Coisy (= heerlijkheid Choisy) proche du village du Reu (= Le Roeulx ) envers la ville de Mons” in het voordeel van hun schoonzuster (als moeder van een minderjarig neefje) die zich toen in Brussel bevond.

Een “rente hypothéquer sur la maison et héritages de Charles Pourbais au village de Oudthigny (= Gottignies, nu een deelgemeente van Le Roeulx) aux environs de Coisy” werd eveneens grootmoedig afgestaan.[ref]RAAnd, oud notariaat, archief Joannes Baptista Reps notaris te Brussel, akte 21/08/1721.[/ref][ref]In de omgeving van Mons is er geen parochie of gemeente Coisy. Wel was er een heerlijkheid Choisy binnen de parochie Saint-Symphorien. Gottignies ligt in de onmiddellijke omgeving en is nu een deelgemeente van Le Roeulx.[/ref]

Het echtpaar Grimmeau – Capitaine zou minstens één zoon hebben gekregen:

6.1) Grimmeau Hubert (°? voor 10/1717, +na 8/1721).

 

7) CAPITEYN Joanna Catharina (ook als Anna Catharine Theresia teruggevonden):

Gedoopt: Zottegem op 25 mei 1691, dooppeter: Judocus Haegeman (stedelijk officier Zottegem), doopmeter: Anna Leysens. Overleden: Brussel op 4 november 1786, in haar woning op de “Pensemerckt”. Op 5 november volgde de uitvaart in de kerk Sint-Michiel en Sint-Goedele.

Huwde in Schelle op 5 april 1715 met Jan Baptiste Peeterssone QUARTEER (°Schelle 21/07/1689, +Boom 16/10/1756), secretaris van Laar en schout van Niel. Zoon van notaris Petrus Quarteer en Maria Catharina (Van) Parijs. Toen ze huwden was Joanna een viertal maanden zwanger. Het echtpaar bleef aanvankelijk in Schelle wonen. Na het vertrek van Arnout Capitaine en zoon Anthony uit de gemeente nam het echtpaar hun intrek in het tolhuis van Schelle. Het echtpaar woonde nog op het tolhuis toen Jan Baptiste Quarteer op 3 februari 1722 door de Raad van Brabant werd erkend als notaris. Een ambt dat hij tot zijn overlijden bleef uitoefenen.[ref]Het notariaatsarchief van Jan Baptist Quarteer wordt bewaard in het rijksarchief Antwerpen.[/ref]

Na juni 1724 en voor januari 1727 verhuisde het gezin naar Boom waar ze op 20 maart 1736 het huis “De Roomse Keizer” kochten.[ref]www.rumesta.be/detailsuitgaven/fragmenten/Stukje%20uit%20het20%not_%20JF%20Mommen%201758.pdf.[/ref] Ook in Boom was Jan Baptiste notaris. Hij werd in de kerk van Boom begraven. Zijn grafsteen ging verloren toen de kerk rond 1800 werd afgebroken. Het huis in Boom werd op 9/11/1758 door weduwe Capitaine verkocht voor 2.100 gulden. In ruil voor een jaarrente leent ze op 26 juni 1765 400 gulden aan het echtpaar Peter Verbeeck – Elisabeth Cop uit Niel. Dezelfde dag verkoopt ze aan het echtpaar een huis met grond, 50 roeden groot, gelegen te Niel in de “Walenhoek”. Kostprijs 300 gulden Brabants. Een huis dat ze samen met haar man had gekocht.[ref]RAA, oud notariaat, archief Jan Frans Mommen, notaris te Boom.[/ref]

Van het echtpaar Quarteer – Capitaine zijn negen kinderen bekend:

7.1) Quarteer Joannes Josephus (°Schelle 31/08/1715, +Schelle 30/06/1716).

7.2) Quarteer Joannes Peter Martinus (°Schelle 12/11/1717, +Schelle 24/04/1789). Op 19 december 1738 stelde zijn oom Petrus Joannes Quarteer, procureur bij de Raad van Brabant, zich “borg en cautionaris principaal aan den heer Raad en Rentmeester generaal in het kwartier van Antwerpen Pasqual Van Cruyse van de Edele Heren Staten van Brabant, voor de penningen die zijn neef Joannes Petrus Martinus Quarteer als collecteur der voornoemde Heren Staten van het recht van vierentwintig stuivers per ieder aam wijn komende in Brabant ten comptoire van het tolhuis is ontvangende”.[ref]RAAnd, Staten van Brabant, nr. 5.491, livres d’annotations pour le paiement des rentes hypothéques sur grandes et petites aides quartier de Louvain 1721-1750. Losse akte opgemaakt voor notaris Van Polfliet te Brussel dd. 19/12/1738.[/ref]

Joannes werd in 1780 ontvanger van de in- en uitgaande rechten op het tolhuis van Schelle in opvolging van een neef Antoon Frans Quarteer. Hij was ook meier van de heerlijkheid Laar binnen Schelle en rentmeester van de markies de Quintana, heer van Laar. Joannes huwde in Nattenhaasdonk (Hingene) op 22/02/1763 met Anna Ceulemans (°Nattenhaasdonk 24/02/1737, +Boom 2/12/1829). Het echtpaar bleef decennialang in Schelle wonen. Na verloop van tijd waren ze in buurgemeente Rumst eigenaar van verschillend huizen.

Van het echtpaar Quarteer – Ceulemans zijn negen kinderen bekend waarvan verschillende leidende figuren werden tijdens de Boerenkrijg.

7.2.1) Quarteer Melchior (°Schelle 2/02/1764, +Willebroek 28/10/1798). Bij het uitbreken van de Brabantse Omwenteling was hij was kapitein van een afdeling dragonders in de strijd tegen de Oostenrijkers. Ondanks dit “conservatief” imago werd hij later door het Franse revolutionaire bewind aangesteld als vrederechter te Boom. Bij het uitbreken van de Boerenkrijg wisselde hij van kamp en werd na verloop van tijd “generaal” van de brigands. Hij was echter weinig succesrijk en sommige bronnen vermelden een gebrek aan koelbloedigheid. Hij werd door de Fransen terechtgesteld. In Schelle is een straat naar hem vernoemd. In de “Geschiedenis van Schelle” van J.B. Stockmans lezen we over hem: “een der voornaamste kopstukken van den opstand tegen het Fransch bewind, aan hetwelk hij nochtans zijne betrekking te danken had. Door zijnen invloed en zijne kennis (niet door zijn krijgskunde, want het betekende juist niets) klom hij achtereen volgens tot den graad van generaal en bestuurde in het kanton Boom de krijgsmachten der Brigands, welke den 23 oktober 1798 tot 1.500 gewapende mannen beliep. De generaal, wiens hoofd door de republiek op prijs was gesteld, moest weldra hetzelfde lot ondergaan als zovele anderen, die zich in opstanden aan het hoofd hadden gesteld. Slachtoffer ener heilige zaak, welke hij met hart en ziel was toegedaan, werd hij den 28 oktober 1798, door een krijgsraad als brigand veroordeeld en voor den kop geschoten te Willebroek.”

7.2.2) Quarteer Jan Baptiste (°Schelle 22/08/1765, +voor 22/08/1778)

7.2.3) Quarteer Frans Alexander (°Schelle 8/11/1766, 04/03/1834 Boutersem-Overveld). Was aanvankelijk kloosterling. Werd net zoals zijn broers actief in de Boerenkrijg. Na 1800 was hij onderpastoor-onderwijzer in Boom. Oktober 1804 woonde hij in Schelle. Vervolgens werd hij pastoor te Boutersem-Overveld.

7.2.4) Quarteer Guilielmus Michael (°Schelle 24/09/1767, +na 1832). Hij werd ten tijde van de Brabantse Omwenteling op 14/12/1789 door generaal Van der Meersch aangesteld tot ontvanger op het tolhuis van Schelle en bleef dit tot 1793 toen het ambt werd afgeschaft. In 1802 -1803 was hij “particulier”. Van 1815 tot 1818 was hij burgemeester van Schelle, vervolgens gemeentesecretaris van Schelle (1818 – 1832) en griffier van de polders van Schelle.

7.2.5) Quarteer Peeter Joseph (°Schelle 26/08/1769, +na 1798). Hij was tijdens de Boerenkrijg kapitein van de brigands.

7.2.6) Quarteer Anna Catharine (°Schelle 30/08/1770, +Willebroek 24/10/1819). Huwde in Boom op 11/12/1805 met Guilielmus Van Den Kieboom (°Terheiden, Nederland 28/12/1754, +Boom 6/04/1845). Hij was weduwnaar van Joanna Mijon. Anna was in Boom actief als onderwijzeres, haar man als geneesheer.

7.2.7) Quarteer Joseph Jan Baptista (°Schelle 9/03/1773, +Antwerpen 6/10/1832). Hij was deel van een tweeling. Hij verdiende de kost als zaakwaarnemer en schrijver. Het was Joseph, samen met zijn broer Jan, die op de 21ste oktober 1798, toen in Klein-Brabant de Boerenkrijg uitbrak, in Boom met 120 boeren de eerste aanval op een afdeling Franse dragonders uitvoerden. Nadat de Fransen versterkingen lieten aanrukken werden de opstandelingen teruggeslagen en moesten in de richting van Rumst de wijk nemen.

Huwde te Antwerpen op 20/07/1814 met Elisabeth Huyens (°Antwerpen O.L.Vrouw-Zuid 10/09/1790, +Mortsel 31/08/1885), een vishandelaarster. Het echtpaar woonde in de Antwerpse “Schoytestraat” (= Schuitstraat) in het Sint-Andrieskwartier.

Van het echtpaar Quarteer – Huyens zijn vijf kinderen bekend:

7.2.7.1) Quarteer Joanna Maria (°Antwerpen 4/02/1816, +na 24/01/1861). Huwde in Mortsel op 24/01/1861 met Carolus Franciscus Thys (°Lier 16/10/1813). Beiden woonden toen in Mortsel. Zij was naaister, hij arbeider.

7.2.7.2) Quarteer Jeanne Philippine (°Antwerpen 29/04/1817, +Antwerpen 26/1/1908). Huwde in Antwerpen op 9/08/1843 met Joannes Baptiste Dries (°Antwerpen 4/01/1813, +Antwerpen14/09/1893). Zij was toen borduurster, hij kruidenier. In 1850 woonde het echtpaar in Antwerpen waar Joannes Baptiste de kost verdiende als timmerman.

7.2.7.3) Quarteer Eduard Franciscus Josephus Maria (°Antwerpen 20/08/1819, +Antwerpen 17/03/1874). Huwde in Antwerpen op 27/11/1850 met Anna Maria De Bruyn (°Rosendaal 20/04/1824, +na 17/03/1874). Hij was toen dienstbode, zij dienstmeid. In 1863 was Eduard arbeider in Antwerpen. Hij overleed als arbeider.

7.2.7.4) Quarteer Laurentius Henderikus Ferdinand (°Antwerpen 15/06/1823, +Antwerpen 6/06/1863). Hij bleef ongehuwd. Toen hij overleed verdiende hij de kost als kleermaker.

7.2.7.5) Quarteer Hendrik Ferdinand (°Antwerpen 31/10/1825, +Gent 9/05/1867). Hij verloor zijn vader op 6-jarige leeftijd. Als kleine jongen interesseerde hij zich niet voor de school en lapte het studeren aan zijn laars. Veel meer tijd bracht hij door met te dwalen langs de kermiskramen op het Burchtkerkhof. Wanneer een goochelaar een jongen vroeg om hem bij een nummer te helpen, was hij steeds de eerste die zich als vrijwilliger aanbood. Op 16-jarige leeftijd veranderde Hendrik zijn naam in “Laguerre” en trok met kermisvolk mee naar Holland. Op de kermissen verkocht hij er wafeltjes, trad op als komiek, leerde degens slikken, jongleren met messen, gewichten heffen, enz. Omdat het goochelen hem fel aansprak ging hij in de leer bij Courtois. Net zoals zijn leermeester was en bleef Laguerre een aanhanger van de oude goochelschool. Voor hem geen mechanische trucs met schermen, spiegels of dubbele bodems. Hij had genoeg aan een spel kaarten, drie bolletjes en bekers. De rest was vingervlugheid en taalvaardigheid. Toen hij het pure “schamoteren” voldoende onder de knie had, begon hij voor eigen rekening de kermissen af te lopen.

Toen hij zich (opnieuw) te Antwerpen vestigde was hij vooraan in de 20 en op het hoogtepunt van zijn (relatieve) welvaart. Laguerre woonde in de 4de wijk op een zolderkamer in de Sint-Andriesstraat, in een huis dat tegen de kerkmuur gebouwd was. Hij was meestal gekleed in een lange jas, een geruite broek en een hoge hoed. Met zijn wandelstok draaide hij steeds in het rond. Voor de straatjeugd die hem naliepen, haalde hij telkens wat geld uit zijn jas en wierp die muntstukjes voor hun voeten op de keien. Men zag hem in die tijd ook veel te paard. Niemand wist waar hij het geld vandaan haalde om het bier en de wijn te betalen die hij bijzonder graag tot zich nam. Heel de dag door rookte Laguerre ook dikke sigaren. Werken zag men hem nooit doen. Hij haalde wel wat goocheltoeren uit en voorspelde soms de toekomst als waarzegger.

Volgens het wisselend succes van zijn zaken leefde hij of zeer sober, of op grote voet wat te merken was aan zijn uiterlijk. Ofwel liep hij rond met een gouden uurwerk, een speld met een diamant en gelakte laarzen. Dan weer vertoonde zich in een gewone blauwe kiel. Wat hij altijd behield was zijn goed humeur.

Door zijn buitensporigheden wist hij steeds opnieuw de aandacht te trekken. Zo reed hij eens door de stad op een witte merrie in het hartje van de winter, toen de Schelde vol ijsschotsen lag, geheel in het wit gekleed, met lage witte schoenen voorzien van reusachtige sporen. Waardig als een Romeins imperator groette hij met een klein strohoedje zijn kennissen. Een andere keer, op een snikhete dag, wandelde hij rond in een dikken pelsen wintermantel, met astrakan bontmuts op het hoofd, de handen verborgen in een zwarte moffel.

Op één van zijn tochten werd Laguerre verliefd op een 18-jarige paardrijdster van het circus Gautier. Zij ging niet in op zijn herhaalde aanzoeken waardoor hij zijn verdriet probeerde te verdrinken en binnen de kortste keren alcoholist werd. Berooid werd hij op 26/05/1852 opgenomen in het godshuis in de Antwerpse Sint-Rochusstraat. Nadat hij op krachten was gekomen liet men hem gaan, waarna hij uitweek naar Kortrijk. Gedurende een maand gaf hij goochelvoorstellingen in diverse herbergen. Als gevolg van klachten diende hij zich op 20/5/1857 voor de correctionele rechtbank van Kortrijk te verantwoorden. Na een kleurrijk proces waarbij hij zelf regelmatig het woord voerde en in de rechtszaal zelfs een goochelnummer demonstreerde, werd hij veroordeeld tot 3 maanden gevangenis voor het aftroggelen van geld. Na zijn vrijlating trok hij terug naar Antwerpen maar kwam na enige tijd in Gent terecht. Daar besloot het schepencollege op 17/06/1861 tot gedwongen opname in het Guislaingesticht. Op 2/07/1863 werd hij overgebracht naar het gesticht in de Sint-Rochusstraat in Antwerpen.

Toen hij voldoende hersteld was vestigde hij zich in de Antwerpse Sint-Antoniusstraat, vervolgens in de Pandstraat. Telkens ingeschreven als goochelaar. Na een tijdje in Sint-Niklaas te hebben gewoond, trok hij terug naar Antwerpen.

Op 23/05/1866 werd hij er aangehouden omdat hij zonder middelen van bestaan was en onder een boom stond te goochelen in ruil voor wat kleingeld. Opnieuw week hij uit naar Gent waar hij uiteindelijk werd opgenomen in het burgerlijk ziekenhuis “De Bijloke” waar hij op 9/05/1867 overleed.

Hij bleef als kleurrijk volksfiguur in de herinnering van enkele Antwerpenaren leven wat tot gevolg had dat hij een kleine rol kreeg in de strip “De Groene Draak” van Willy Vandersteen in de reeks “Robert en Bertrand”.

7.2.8) Quarteer Philippus Jan (°Schelle 9/03/1773, na 1809). Hij was deel van een tweeling. Hoewel zelf niet bij de Boerenkrijg betrokken, werd hij op 19/04/1799 op het tolhuis van Schelle gevangen genomen door de Fransen. Een gevolg van de betrokkenheid van zijn broers in de opstand. In 1809 was hij in Boom “maitre d’école

7.2.9) Quarteer Maria Theresia (°Schelle 10/06/1775, +Reet 16/02/1865). Huwde in Boom op 12/07/1802 met Petrus Joannes Pauwels (°Reet 20/09/1775, +Reet 1/07/1841) Het echtpaar vestigde zich voor april 1803 in Schelle waar Petrus de kost verdiende als “precepteur” (= leraar). Oktober 1804 was hij er onderwijzer. In 1809 -1812 woonde het echtpaar in Boom waar Petrus winkelier was. Voor 1816 verhuisde het echtpaar naar Reet en werd Petrus landbouwer. Iets wat hij tot aan zijn dood bleef.

Van het echtpaar Pauwels – Quarteer zijn acht kinderen bekend:

7.2.9.1) Pauwels Constancia Anne Ghislaine (°Schelle 24/04/1803, +Boom 26/08/1867). Huwde in Reet op 7/10/1828 met Jacobus Van Bulck (°Boom 27/06/1802, +Boom 19/01/1868), een landbouwer. Het echtpaar vestigde zich in Boom.

7.2.9.2) Pauwels Franciscus Alexander Ghislenus (°Schelle 16/10/1804, +Antwerpen 13/03/1868). In 1841 was hij landbouwer in Reet. Huwde in Hemiksem op 30/01/1843 met Maria Rosa Van de Sande (°Hemiksem 30/08/1811, +na 13/03/1868). Hij was toen landbouwer, zij herbergierster en sinds twee jaar weduwe. Het echtpaar vestigde zich in Hemiksem waar ze minimaal tot 9/1846 bleven wonen. Franciscus overleed in het Antwerpse burgerlijk gasthuis was toen arbeider.

7.2.9.3) Pauwels Ludovicus Ghislenus (°Aartselaar 22/02/1807, +na 2/07/1841). In 1841 – 1843 woonde hij in Brussel en was hij er schrijnwerker.

7.2.9.4) Pauwels Marie Thérèse Guislaine (°Boom 20/07/1809)

7.2.9.5) Pauwels Louise Jeannette Guisselaine (°Boom 25/12/1812, +Mechelen 26/12/1878). Huwde in Willebroek op 7/05/1850 met Eduardus Laurentius Janssens (°Willebroek 15/01/1815, +Rupelmonde), een weduwnaar. Hij was toen bierbrouwer.

7.2.9.6) Pauwels Wilhelmus Emanuel Gislenus (°Reet 1/01/1816, +na 30/01/1843). In 1843 woonde hij in Reet waar hij landbouwer was.

7.2.9.7) Pauwels Jeanne Pauline (°Reet 18/03/1819, +Reet 31/03/1874). Huwde in Reet op 21/04/1852 met Joannes Baptiste Van de Wouwer (°Kontich 23/02/1818, +Reet 6/02/1888). Zij was toen landbouwster, hij landbouwer.

7.2.9.8) Pauwels Marie Josephine Gislène (°Reet 24/06/1821)

7.2.10) Quarteer Jean Baptiste (°Schelle 22/08/1778, +Vilvoorde 17/07/1832). Huwde te Antwerpen op 20/06/1810 met Jeanne Marie Wachters (°Schelle 16/09/1786, +Elsene 25/12/1847). Hij was toen “praticien”. Naar aanleiding van het huwelijk werd een drie maand oud kind gewettigd. In 1809 woonde het echtpaar in Antwerpen en was Jean Baptiste notarisklerk. In 1813 woonde het echtpaar in Loenhout waar Jean Baptiste de kost verdiende als “justituteur”. Hij overleed in Vilvoorde als schrijver. Op een onbekend ogenblik werd Jeanne opgesloten in het detentiehuis van Vilvoorde. Ze overleed in Elsene “à la Cambre” (= Ter Kameren), maar was toen gedomicilieerd in Brussel. Waarschijnlijk overleed ze in een gesticht want haar overlijden werd aan gegeven door twee verplegers.

Van het echtpaar Quarteer – Wachters zijn twee kinderen bekend:

7.2.10.1) Quarteer (ex-Wachters) Jean André (°Antwerpen 28/03/1810) Werd gewettigd als Quarteer te Antwerpen op 20/06/1810.

7.2.10.2) Quarteer Maria Dorothea (°Loenhout 30/12/1813, +Antwerpen 28/10/1884). Huwde in Antwerpen op 16/03/1854 met Nicolas Domenicus Van Beugem (°Antwerpen 1/03/1809). Zij was toen dienstmeid, hij smid.

7.2.11) Quarteer Suzanna Catharina (°Schelle 11/10/1780, +Boom 11/10/1849). Ze bleef ongehuwd en bij haar overlijden “zonder beroep”.

7.3) Quarteer Gilles (= Egidius) Ferdinand Hendrik (°Schelle 15/03/1719, stierf jong)

7.4) Quarteer Michael Joseph (°Schelle 22/10/1721). Hij werd minderbroeder met “Seraphinus” als kloosternaam.

7.5) Quarteer Michael Frans Christiaan (°Schelle 5/06/1724).

7.6) Quarteer Edmond Maria (°Boom 23/01/1727, +Boom 31/08/1755). Huwde te Boom op 04/07/1750 (ondertrouw 23/06/1750) met Elisabeth Somers (°Boom 29/08/1728, +Boom 30/09/1790). Hij was notaris te Boom. Een “reciproqueyck testament” werd verleden voor notaris Hermanus Puttemans te Boom op 28/09/1755. Zijn echtgenote lag toen “ziek te bedde”.

7.7) Quarteer Joanna Catharina (°Boom 23/02/1729, +Boom 14/10/1729).

7.8) Quarteer Maria Hubertine Josephina (°Boom 6/11/1730).

7.9) Quarteer Anna Catharina (°Boom 10/11/1732, +na 1812). Huwde in Brussel parochie Sint-Niklaas op 3/11/1761 met Guillaume Van Haecht (°Boortmeerbeek 22/10/1718, +voor 31/12/1799). Het echtpaar bleef in Brussel wonen. Na het overlijden van haar man bleef Anna in Brussel wonen waar ze als handelaarster de kost verdiende. In 1812 woonde ze op de Brusselse “Marché-aux-Poulets 1201”, ingeschreven als “marchande de fil”.

Van het echtpaar Van Haecht – Quarteer zijn twee kinderen bekend:

7.9.1) Van Haecht Rombaut (°Brussel 7/05/1763, +Mechelen 26/07/1825). Huwde in Mechelen op 31/12/1799 met Marie Anna Gislena Backx (°Mechelen 15/08/1772, +Mechelen 29/01/1848). Hij was toen rentenier, net zoals de bruid. Het echtpaar vestigde zich in Mechelen waar Rombaut na verloop van tijd fabrikant van kantwerk werd. Hij was ook enkele jaren lid van de gemeenteraad

7.9.2) Van Haecht Guillaume Joseph (°Brussel 31/01/1766, +na 1799). Hij studeerde geneeskunde aan de universiteit Leuven en werd arts.

 

8) CAPITEYN / CAPITAINE Livina Jacoba Theresia

Gedoopt: Zottegem 20 augustus 1694, dooppeter: Jacobus Galloy, doopmeter: Livina Putseys. Overleden: Kalmthout 8 februari 1781

Huwde in Schelle op 31 juli 1717 met Franciscus Joseph VAN ENGELEN (°Turnhout 12/03/1693, +Hoogstraten 2/01/1743).[ref]Huwelijksgetuigen waren “patris Antonio Capitijns et Antonio Capitijns filio”, dus vader en broer van de bruid. Het is vreemd dat voor vader de voornaam Arnout niet wordt gebruikt.[/ref] Zoon van Cornelius (de jonge) Van Engelen (°Turnhout 1650) en Anna Augustijns (°Turnhout 1659). In allerhande correspondentie gebruikte Van Engelen enkel zijn tweede voornaam Joseph.

Het gezin ging aanvankelijk in Turnhout wonen waar twee kinderen werden geboren. Rond 1720 trad Van Engelen in dienst van de Staten van Brabant als ontvanger “binnen de marquisaede van Westerloo”. Westerlo, waar het gezin een achttal jaar bleef wonen, leverde slechts “modiques recettes et collectes” op “point suffisamment pour sa subsistance et celle de sa famille”. Om te overleven was Joseph genoodzaakt “a dépenser le petit capital de son bien, près de deux mille florins”.

Na een verzoekschrift aan de Raad van Brabant en het afleggen van een examen mocht hij op 13/05/1727 de eed afleggen als notaris met standplaats Westerlo en Hoogstraten. Zeker tot 1735 bleef Van Engelen optreden als notaris.[ref]RAAnd, Raad van Brabant secretariaten, 3.199 gezegelde brieven juli-september 1735, rekwest dd. 3/08/1735. Bevat een akte opgemaakt “heden 26 july 1735 voor my Joseph Van Engelen als notaris binnen Meir residerende”.[/ref] Een archief van zijn notariaat bleef niet bewaard. Mogelijk was zijn praktijk weinig succesrijk. In elk geval had hij tijd over want najaar 1731 trad hij, tijdens de admodiatie van baron de Sotelet, in dienst van de douane als “receveur du bureau de Meersel du département de Turnhout”. Hij leverde er naar eigen zeggen 26 maanden goed werk, maar bij een personeelsherschikking (na februari 1732) “il a eu le malheureux sort d’être demis de la recette pour être établis garde au bureau de Meer[ref]Meer ligt een paar kilometer zuidelijker dan Meersel.[/ref] du ressort de Turnhout.”[ref]ARAB, Raad van Financiën, nr. 5.920 Personnel employé dans les différants départements généralités 1731-1740, rekwest 1734.[/ref] Hij was dus én notaris, én eenvoudig douanuer! Financieel had zijn degradatie binnen de douane zware gevolgen. In 1734 werd zijn jaarloon nog eens verlaagd: van 340 gulden naar 240 gulden aangevuld met 40 gulden onkosten vergoeding.[ref]ARAB, Raad van Financiën, nr. 6.859 correspondance du conseil avec le département Turnhout 1734-1737.[/ref] Bovendien bleven personen aan wie hij een paar jaren eerder geld had geleend in gebreke met hun terugbetalingen.[ref]RAAnd, Raad van Brabant secretariaten, 3.199 gezegelde brieven juli-september 1735, rekwest dd. 3/08/1735 van Josephus Van Engelen, “ingezetene van Meert”. Hij heeft ten laste van Jan Verveken, “ingezetene van Oosten” een lening uitstaan van 300 gulden. Er is echter drie jaar achterstand in het betalen van de intrest.[/ref]

Toen de ontvanger van het tolkantoor Meer overplaatsing vroeg en kreeg naar een lucratiever tolkantoor, werd op 14/05/1737 Van Engelen als ontvanger van het bureau van Meer aangesteld, mits het storten van 1.000 gulden Brabants waarborg.

Op 29/01/1735 werd hij door zijn oversten omschreven als: “un homme qui connait bien la levée des droits”. Maar vooral zijn vrouw had een positieve indruk gemaakt. Wat de kennis van de dienst betrof “sa femme en ait atteint la perfection, la quelle est d’un grand secours a son époux, surtout lors qu’il s’absente pour faire quelques contrats en qualité de notaire”. Livina had enkele “acquis” getekend en kreeg de vriendelijke vermaning om dit niet meer te doen zonder de expliciete machtiging van de Raad van Financiën. Wel werd uitdrukkelijk gesteld dat alles wat ze gedaan had administratief volledig in orde was. Dit hoeft niet te verwonderen want ze had samen met haar moeder gedurende jaren zeer actief meegeholpen op het tolhuis van Schelle toen haar vader daar ontvanger was.

Toen het tolkantoor van Meer in 1735 werd afgeschaft werd Van Engelen overgeplaatst naar Hoogstraten waar hij tot zijn overlijden in 1743 ontvanger bleef. Volgens een moraliteitsverslag dd. 17/07/1737 bezat hij alle kwaliteiten die nodig waren voor zijn functie, men had geen weet van ondeugden. Hij had het echter niet breed gezien zijn kroostrijk gezin.[ref]ARAB, Raad van Financiën, nr. 6.859 correspondance du conseil avec le département Turnhout 1734-1737, rapport dd. 17/07/1737.[/ref]

In 1742 kreeg hij als beoordeling: “fait assez bien son devoir et est tres honnête homme”. Jammer genoeg was hij vaak ziek. Tijdens zijn ziekteperiodes was het zijn vrouw die de leiding over het kantoor had. Na enkele klachten over de bedragen die ze aanrekende voor “depêches” liet Brussel de gardes van de lokale brigade ondervragen, maar die hadden geen weet van klachten of onregelmatigheden.

Op 3/01/1743 overleed Franciscus Joseph Van Engelen. Door het overlijden en de onkosten voor de begraving had zijn weduwe op 11/02/1743 een achterstand met het doorstorten van de ontvangsten aan de hoofdontvanger voor een bedrag van 100 gulden, maar ze beloofde dit tekort voor het einde van de maand aan te zuiveren.

In 1733 was Van Engelen in Turnhout plaatsvervangend dooppeter van Juliana Capitaine, dochter van zijn schoonbroer Livinus Antonius Capitaine. Livina Capitaine was enkele keren doopmeter in de parochies Nattenhaasdonk (1717), Minderhout (1734), Meer (1735) en Hoogstraten (1738 en 1740). Telkens betrof het niet familieleden.[ref]Op 6/02/1717 was Livina Capiteyn te Nattenhaasdonk doopmeter van Antonius Josephus Bouchardt, zoon van Joannes Bouchardt (militair op het fort Sint-Margriet te Nattenhaasdonck) en Joanna Nabben. Haar broer Anthony Capitaine was dooppeter. Op 14/04/1734 was Livina Capiteyn te Minderhout doopmeter van Anna Maria Josepha du Bois, dochter van Fransiscus Michael du Bois en Maria Josepha Charle. Op 25/11/1735 was ze te Meer plaatsvervangend doopmeter voor Isabella Van den Heede bij de doop van Isabella Theresia Ville, dochter van Joannes Ville en Isabella Bourgon.[/ref]

Van het echtpaar Van Engelen – Capitaine zijn acht kinderen bekend:

8.1) Van Engelen Corneille Joseph Jacques (°Turnhout 17/03/1718, +Brussel 8/10/1785). Hij studeerde rechten en liep daarna gedurende drie jaar stage bij procureur Quarteer, gevolgd door een jaar stage bij procureur Lauwaerts. Daarna volgde vier jaar stage bij een zekere Garrido die als procureur aan de Raad van Brabant verbonden was.

Op 17/01/1743 werd hij in opvolging van zijn overleden vader, als oudste zoon, door de Raad van Financiën aangesteld tot ontvanger van het douanekantoor Hoogstraten. Twee weken later ondernam Corneille stappen om het ambt aan zijn jongere broer Joseph over te dragen. In een lovende aanbevelingsbrief wist hij de Raad te melden dat Joseph zijn vader had bijgestaan als ontvanger tijdens zijn ziekte. Sinds het overlijden van vader nam Joseph trouwens de dienst waar.[ref]ARAB, Raad van Financiën, nr. 6.861 correspondance du conseil avec le département Turnhout 1741-1743.[/ref] Men ging op zijn verzoek in. Zelf bleef Corneille in dienst bij procureur Garrido. Na diens overlijden vroeg Corneille om in diens plaats te worden aangesteld. Zijn vroegere stagemeesters Quarteer en Lauwaerts steunden het verzoek. Op 10/03/1746 werd hij gehoord door een vertegenwoordiger van de Raad van Brabant en twee dagen later mocht hij de eed afleggen.

8.2) Van Engelen Anna (°Turnhout 1/07/1719).

8.3) Van Engelen Joanna Francisca Thérèse (°Westerlo 5/01/1722).

8.4) Van Engelen Petrus Josephus (°Westerlo 9/11/1724, +Poppel 5/05/1800). Hij was waarschijnlijk een goed student want sprak Nederlands, Frans en Latijn. Zijn studies diende hij echter op te geven om het gezin financieel te ondersteunen. Op 18 jarige leeftijd werd hij op voorspraak van zijn oudere broer Corneille op 2/01/1743 aangesteld als ontvanger van de douane te Hoogstraten ter vervanging van zijn overleden vader. De hoofdofficieren van het departement Turnhout hadden hiertegen geen bezwaar, want ze schreven aan Brussel: “nous le croyons capable”. Bovendien had hij zijn vader al enige tijd geholpen met de administratie en zou hij op de steun van zijn moeder kunnen rekenen “qui est tres versé (= ervaren) dans les droits”.[ref]ARAB, Raad van Financiën, nr. 6.861 correspondance du conseil avec le département Turnhout 1741-1743.[/ref]

Na twee jaar werd hij overgeplaatst naar Postel waar hij op 1/01/1745 aantrad als ontvanger. Men beoordeelde hem daar in juli 1750 als: “jeune homme qui tient sa mère et un frère, agé 25 ans, né Westerlo, honête homme, faisant son mieux à remplir son devoir”. In 1755 woonde hij met zijn moeder nog steeds in Postel.[ref]ARAB, Raad van Financiën, nr. 6.113, 6.114, 6.115 en 6.865.[/ref] Een personeelsrapport uit 1758 stelde: “Zélè receveur, il tache de se perfectionner”.

Op 10/01/1756 trad hij in Poppel op als dooppeter van Paulus Cornelius Van Heusden, een volwassen man geboren in Oosterwijk in Nederland die zich tot het katholieke geloof had bekeerd want “baptisatus est post heredis abjurationen”.

Nadat hij gedurende 17 jaar in Postel ontvanger was geweest, werd hij als gevolg van nieuwe richtlijnen binnen de douane meegesleurd in een carrousel van overplaatsingen. Achtereenvolgens werd hij aangesteld als ontvanger te Stroobrugge (11/1762), Zandvliet (2/1763), Halen (7/1765) en Monceau (7/1768). Vervolgens werd hij brigadier in Westmalle – Sint-Job in ‘t Goor (8/1769), brigadier in Westerlo (6/1771), brigadier in Achterbroek (12/1772), garde op het hoofdbureau in Turnhout (11/1773). Op 4/06/1774 werd hij terug bevorderd tot hulpbrigadier, vervolgens tot ontvanger te Achterbroek (7/1774), bediende op het hoofdbureau te Turnhout (1785), en uiteindelijk terug tot ontvanger te Postel (1787). Een betrekking die hij tot zijn overlijden in 1800 wist te behouden.

Een personeelsrapport uit 1789 stelde: “Cet homme, quoi qu’ agé, est encore fort et robuste. Il s’acquitte du devoir de son état et rend bon compte des deniers de sa charge”. Een rapport uit 1791, hij was toen 67 jaar, meldde dat hij in Postel was geplaatst “dans un poste d’invalide, il y perçoit les droits qu’on lui apporte et en rend bon compte. Pendant la révolution (= de Brabantse omwenteling) il n’a cessé de démontrer son désir de retour de son souverain (= de Oostenrijkse keizer) dans les provinces de Belgique”.

Hij overleed niet in Postel, maar in Poppel op 5 mei 1800 waar hij ook werd begraven. De pastoor noteerde over hem: “ex Hoogstraeten, annosus caelebs regius quondam receptor ac ultimo in Postel, in lecto suo subitanea morte extimetus inventus est in caemeterio”. Zijn overlijden werd niet aangegeven bij de burgerlijke stand.

8.5) Van Engelen Joannes Baptist (°Westerlo 24/02/1728, +Balen 6/03/1793). Net zoals andere familieleden trad ook hij in dienst van de douane. Op 6/07/1748 kreeg hij als 20-jarige zijn eerste betrekking: “sousbrigadier des droits du Roi tres crétien (dus de Franse koning) a Mons”. Het was een betrekking zonder vast loon. Van 22/03/1749 tot 3/04/1749 deed hij dienst als garde te Wattou en vervolgens tot 1756 te “Rousbrugge” (douane-departement Ieper).[ref]ARAB, Raad van Financiën , 6.889 correspondence avec le personnel du département de Ypers, 1756 – juni 1757.[/ref] Hij verdiende toen het standaardloon van 240 gulden Brabants/jaar.[ref]ARAB, Rekenkamer registers, nr. 1.627 registres des gages des employés des Douanes du département de Turnhout, formés en 1787 [/ref] Op 28/11/1752 huwde hij te Beveren-IJzer (West-Vlaanderen) met Joanna Theresia Wullus, (°Roesbrugge 8/10/1733, +Balen 30/05/1783).[ref]http://home.versateladsl.be/rvwulputte/dat3.htm#738.[/ref] Een drietal jaar bleven ze in Beveren-IJzer wonen maar vanaf 15/09/1756 deed hij dienst als “receveur de la Clashoire” (Clachoire is een gehucht van Leisele, nu een deelgemeente van Alveringem. Op 12/06/1758 volgde een overplaatsing naar Warneton en van 1758 tot 1761 was hij ontvanger te “Pont-rouge” (Veurne). Vervolgens (4/1761) werd hij ontvanger in Quivrain (departement Mons) waar hij 260 gulden/jaar verdiende. Daarna werd hij “garde magazin” op het hoofdbureau te Mons (11/1761) met een loonsverhoging tot 300 gulden. Mei 1762 werd hij ontvanger te Balen (douanedepartement Turnhout) à rato van 300 gulden/jaar.[ref]ARAB, Rekenkamer registers, nr. 1.627 registres des gages des employés des Douanes du département de Turnhout, formés en 1787.[/ref] Een betrekking die hij tot zijn overlijden behield. Verschillende rapporten stellen dat hij had gestudeerd en zowel Frans, Latijn als “Vlaams” sprak en schreef.[ref]ARAB, Raad van Financiën, nr. 6.117 signalement des employés 1770.[/ref] In 1770 werd genoteerd dat hij acht kinderen ten laste had.

Uit alles blijkt dat hij een modelpersoneelslid was. Men omschreef hem in 1789 als “homme fort capable, très zélé pour le service, gère sa recette avec assiduité et rend bon compte. Il est très au fait des ordonnances, en un mot c’est un receveur accompli”. Bovendien was hij “très galant homme”. Een rapport uit 1791 was even lovend: “homme très entendu dans la partie des douanes ; assidu à ses devoirs, rend bon compte des deniers qu’il perçoit. Sa fidélité à son souverain l’a fait beaucoup souffrir pendant les troubles…” (= de Brabantse Omwenteling).

Verschillende malen zond hij verzoekschriften naar Brussel om extra financiële ondersteuning te bekomen. Op 11/02/1779 werd hem een gift van 60 gulden toegekend, met de belofte dat hij na zes maanden nog eens 60 gulden mocht verwachten. Vandaar dat hij op 11/08/1779 (exact zes maanden later) opnieuw een rekwest naar de Raad van financiën stuurde om steun. Hij schreef dat na het ontvangen van de eerste premie zijn echtgenote “a subi deux maladies mortelles, qui lui enleva près de 100 florins. Joint à ce, la charité des vivres et la charge extra-ordinaire de sa nombreuse famille, dont l’éducation économe est connue”. De Raad van Financiën, die in regel zeer weinig medeleven toonde met personeelsleden, ging opnieuw in op het verzoek en schonk hem 60 gulden. Om hun beslissing te motiveren waren ze niet zuinig met de wierook: “Il est le plus exact de tous les receveurs et aussi le plus capable, au point même de remplir un état le plus élevé que mériteraient sa bonne conduite et son attachement au service. Il a 11 enfants qu’il élève honnêtement par son économie mais pas sans malheur puisque son fils ci-devant receveur à ‘s Heerenhuys (= de oudste zoon Joannes Jacobus die in 1778 wegens fraude werd ontslagen), de qui il ne peut entendre parler sans avoir un redoublement de peine et qui, outre la grande mortification qu’il lui a causé, l’a chargé de la perte de la somme qu’il a emportée, de laquelle il lui reste encore à payer de ses gages la somme de 131 florins, 10 escalins et dix sous”.

Van het echtpaar Van Engelen – Wullus zijn 14 kinderen bekend.

8.5.1) Van Engelen Jeanne Therese (°Beveren-IJzer West-Vlaanderen 16/09/1753, +1760)

8.5.2) Van Engelen Joannes Jacobus (°Beveren-IJzer 24/06/1755, +na 6/07/1778). Net zoals zijn vader, grootvader en ooms trad hij in dienst van de douane. Op 18/3/1775 werd hij “official” te Balen. Na enkele maanden was hij ontvanger te Tielt-Winge (2/1776). Op 15/01/1778 werd hij als ontvanger overgeplaatst naar ‘s Heerenhuys, waar het fout liep. Op 6/07/1778, 23 jaar oud, werd hij ambtshalve ontslagen omdat hij er met de kassa (ruim 167 gulden) vandoor was. Een som die zijn vader in de mate van het mogelijke afbetaalde.

8.5.3) Van Engelen Maria Teresia (°Leisele 10/04/1757, +Leisele 29/12/1757).

8.5.4) Van Engelen Ursule Julie Henriette (°Deulemont Frans-Vlaanderen 11/10/1758, +Antwerpen 25/12/1802). Huwde in Balen 15/12/1786 met Joseph Maes (+Antwerpen 2/07/1816), een dagloner. Tot haar overlijden verdiende Ursule de kost als kleermaakster.

Van het echtpaar Maes – Van Engelen zijn twee kinderen bekend:

8.5.4.1) Maes Jan Baptiste (°Balen 15/08/1792)

8.5.4.2) Maes Pierre Francois (°Meerhout 8/01/1795, +Tournai ca 1865). Huwde in Tournai op 22/05/1822 met Marguerite Joseph Dequerme (°Lille 27/01/1800, +Tournai ca 1866). Hij was toen “ouvrier terrassier”, zij kleermaakster. Naar aanleiding van het huwelijk werd een voorechtelijk kind gewettigd.

Van het echtpaar Maes – Dequerme zijn zes kinderen bekend.

8.5.5) Van Engelen Michael Josephus (°Deulemont, Frans-Vlaanderen 2/05/1760, +na 4/1811). Huwde te Meerhout op 17/06/1782 met Marie Mathé (°Meerhout 1760, +voor 2/04/1811). Het echtpaar bleef aanvankelijk in Meerhout wonen, maar verhuisde tussen 10/1787 en 2/1796 naar Geel. In 1811 woonde Michael als weduwnaar in Olmen. Michael was bij overlijden “chaudronnier” (= koperslager, ketellapper).

Van het echtpaar Van Engelen – Mathé zijn zeven kinderen bekend:

8.5.5.1) Van Engelen Joseph (°Meerhout 02/06/1783, +Antwerpen 10/06/1805). Hij bleef ongehuwd en was bij overlijden bakkersknecht.

8.5.5.2) Van Engelen Charles Emmanuel Joseph (°Meerhout 2/06/1783).

8.5.5.3) Van Engelen Francois Joseph (°Meerhout 16/08/1785, +Lier 30/04/1853). Vestigde zich in 1801 in Lier waar hij op 2/04/1811 huwde met Marie-FrancoiseVan Camp (°Lier 7/04/1788, +Lier 7/10/1835). Hij was toen “chaudronnier” Bij de volkstelling van 1816 werd hij teruggevonden als huurder van “Berlarij 435” en was hij nog steeds ketelmaker. In 1830 was hij in Lier instrumentenmaker. Hij overleed als “chaudronnier, fabricant d’instrument de musique en cuivre”.

Van het echtpaar Van Engelen – Van Camp zijn tien kinderen bekend.

8.5.5.4) Van Engelen Pierre Francois (°Meerhout 26/10/1787, +Marseille Frankrijk). In 1807 werd hij als militieplichtige ingelijfd bij het leger. Hij zou naar het eiland Martinique zijn uitgeweken en kwam na verloop van tijd in Marseille terecht. Op 3/03/1818 huwde hij in de Franse havenstad Marseille met Marie Thérèse Elisabeth Reynaud (°Marseille 28/10/1781) die sinds anderhalf jaar weduwe was van Claude Manivert (+Marseille 21/08/1816), een pruikenmaker. Pierre was toen “marchand tailleur”.

8.5.5.5) Van Engelen Marie Catherine (°Geel 5/06/1791, +Antwerpen 24/11/1872). Huwde voor 1814 met Jacob Lauwers (+voor 17/09/1856). In 1814 werkte hij in Hoboken als tuinman, maar was in Antwerpen gedomicilieerd. Voor 9/1856 verhuisde Marie naar Antwerpen waar ze tot na 1/1869 bleef wonen. Als weduwe en erfgename van haar man was ze betrokken partij bij de verkoop van onroerend van haar schoonfamilie: op 17/09/1857 een hoveniershof met tuin in Antwerpen Kiel, op 2/03/1865 twee huizen in Schoten. Marie ging een tweede huwelijk aan met Carolus Van Hal (+na 24/11/1872), een hovenier.

8.5.5.6) Van Engelen Philippe Eugène (°Geel 25/10/1793, +Geel 8/02/1796).

8.5.5.7) Van Engelen Louis Michel (°Geel 14/11/1795, +Berlaar ? voor 30/01/1854). Ook Louis was aanvankelijk instrumentenmaker. Hij huwde voor 7/1818 met Petronille Henriette Van Schorel (°Lier 1790, +na 30/01/1854). Het echtpaar vestigde zich in Lier. Voor 12/1825 verhuisde het gezin naar Putte waar Louis tot na 8/1827 de kost verdiende als koperslager. In 1832 werd Louis steuntrekker ten laste van het armenbestuur van Lier. Zijn echtgenote werd op 30/06/1832 ten laste van de gemeente Putte opgenomen in het gasthuis van Lier. Louis zou om het leven zijn gekomen door verdrinking waarna zijn weduwe naar Brussel verhuisde waar enkele kinderen woonden.

Van het echtpaar Van Engelen – Van Schorel zijn drie kinderen bekend.

8.5.6) Van Engelen Carolus Emmanuel Josephus (°Mons 1762, +voor 1812). Net zoals zijn vader, grootvader, overgrootvader koos hij voor een loopbaan bij de douane. Hij werd op 23/09/1779, 17 jaar oud, aangesteld als “official surnuméraire” bij de brigade Balen. In mei 1783 werd hij volwaardig “official”. April 1784 werd hij ontvanger van de douanepost Nelleken (een gehucht in Sint-Kwintens-Lennik). Oktober 1784 werd hij ontvanger te Meerle. In Meerle huwde hij op 25/06/1785 met Maria Catharina Verhaerdt (°Meerle 2/05/1754, +na 17/10/1816), een bakkersdochter. Door de pastoor werd Carolus omschreven als “receptor regius in Meerse, nunc in officio Bruxellis”. Toen hij huwde was hij inderdaad sinds enige tijd “official au bureau” bij de regie van de douane te Brussel.[ref]ARAB, Rekenkamer registers, nr. 1.620 registres des gages des employés des Douanes du département de Bruxelles, formés en 1787.[/ref] In augustus 1785 werd hij “garde magasin a l’ entrepot de Bruxelles”. Een betrekking die hij minimaal tot 1787 behield. Vervolgens was hij ontvanger in Diest (1790), Putte (1791), opnieuw Diest (1791) en tenslotte controleur in Diest (1793).

Een personeelsrapport uit 1789 omschreef hem als “un très bon sujet, actif et zélé pour le service, travaillant proprement et avec facilité. Il est de bonne conduite”. In 1791 schreef men: “de bonne conduite, sujet qui peut devenir très capable, mais il est d’une abstraction singulière ; il a été changé de Diest par les les insurgens (= de patriotten tijdens de Brabantse omwenteling), ce qui contredit les bruits, sans preuve, qui ont couru sur son compte”.

Van het echtpaar Van Engelen – Verhaerdt zijn volgende kinderen bekend:

8.5.6.1) Van Engelen Jeanne Thérèse (°Brussel 14/04/1786, +na 22/01/1812). Huwde in Diest op 22/01/1812 met Henry Vanhenrode (°Halen 28/05/1785), een landbouwer in Diest. Naar aanleiding van het huwelijk werd een voorechtelijk geboren kind, Marie Catherine (°Diest 29/07/1811), gewettigd.

8.5.6.2) Van Engelen Marthin Joseph (°Brussel ca 1786, +Diest 4/08/1826). In 1812 was hij in Diest smid. Huwde in Diest op 17/10/1816 met Marie Elisabeth Claes (°Heusden bij Brussel). Hij was toen slotenmaker, zij kleermaakster.

8.5.7) Van Engelen Jacobus Sebastianus (°Balen 19/01/1764, +Balen 12/08/1781).

8.5.8) Van Engelen Maria Theresia (°Balen 14/08/1765, +Balen 28/08/1766).

8.5.9) Van Engelen Fransiscus Josephus (°Balen 14/03/1767, +Balen 14/05/1778).

8.5.10) Van Engelen Joanna Theresia Regina (°Balen 5/09/1768, +Turnhout 23/03/1808). Ze huwde in Balen op 18/05/1790 met Carolus Josephus Gerard (°Brussel ca 1764, +Turnhout 7/02/1816). Het echtpaar woonde een tijd in IJzendijke waar Carolus gestationeerd was als onderluitenant bij de douane. In 1799 was hij “commis greffier” bij de administratie van Hoogstraten. Voor 1808 verhuisde het gezin naar Turnhout waar Carolus tot zijn overlijden controleur van de directe belastingen was.

Van het echtpaar Gerard-Van Engelen zijn volgende kinderen bekend;

8.5.10.1) Gerard Pierre Francois (°IJzendijke 22/07/1797, +na 15/02/1820). Huwde in Geluwe op 15/02/1820 met de 21 jaar oudere Nathalie Eugenie Cornille (°Geluwe 19/12/1776). Hij was toen “préposé (= begeleider) des convois”, zij “particulière”.

8.5.10.2) Gerard Napoleon Josephus Fidelis (°Turnhout ca 1808, +Diksmuide 28/11/1853). Hij bleef ongehuwd. Overleed in Diksmuide, maar was gedomicilieerd in Turnhout. Als beroep vermeldt men “aeszakspeler”, dus goochelaar op kermissen en dergelijke.

8.5.11) Van Engelen Maria Anna Theresia (°Balen 25/10/1770, +Arendonk 12/06/1854). Ze huwde in Balen op 27/02/1791 met Carolus Josephus Colignon (°Erezee provincie Luxemburg ca 1761, +Mol 1/03/1830) gewezen “garde du corps de Louis XVI”. Via Balen (1791) en Zandvliet (1795) kwam het gezin in Hoogstraten terecht (1798 – 1803).

In 1798 was Charles er “employé des douanes nationales”, in 1799 “cabaretier”, in 1803 deurwaarder van het vredegerecht. Voor 8/1811 verhuisde het gezin naar Breda waar Charles ingeschreven werd als “voiturier” in Breda. Voor 1830 verhuisde het gezin naar Mol waar Charles overleed, “zonder beroep”. In 1837 woonde weduwe Maria Anna Van Engelen in Arendonk, waar ze in 1854 overleed ten huize van schoonzoon Carolus De Coene.

Van het echtpaar Colignon – Van Engelen zijn volgende kinderen bekend:

8.5.11.1) Colignon Marie Catherine Josephine (°Balen 17/09/1791, +Turnhout Ze huwde voor 6/1820 met Jean Corneille Guillaume de Fierlant (°Turnhout 1782, +1862). In de jaren 1820 – 1827 de man ontvanger der directe belastingen in Geel. In 1837 was hij in Turnhout “agent van de banke”.

8.5.11.2) Colignon Jeanne Marie (°Zandvliet 17/06/1795, +na 16/02/1856). Huwde in Brussel op 16/02/1856 met Jean Francois Boone (°Aalst 13/10/1802). Zij was toen weduwe van Louis Albert Schollaert (+Sint-Gillis 15/11/1842) en kleermaakster, hij dagloner.

8.5.11.3) Colignon Charles Joseph (°Hoogstraten 25/03/1798).

8.5.11.4) Colignon Joannes Baptiste Josephus (°Hoogstraten 23/06/1800, +Geel 28/03/1834). Huwde in Geel op 16/11/1820 met Maria Francisca Mennen (°Geel 15/07/1800). Hij was toen koopman in Geel wat hij tot zijn overlijden bleef.

8.5.11.5) Colignon Pierre Jules Charles (°Hoogstraten 17/04/1803, +na 14/02/1831). Huwde in Mol op 14/02/1831 met Anna Maria De Wit (°Grimbergen 9/08/1798). Beide waren toen “zonder beroep”.

8.5.11.6) Colignon Marie Thérèse Ursule (°Breda 14/08/1811, +na 28/11/1879). Huwde in Hoogstraten op 18/05/1837 met Carolus Ludovicus Josephus De Coene (°Rekkem 25/06/1802, +Oostende 31/05/1878). Minimaal tussen 10/1843 en 11/1845 woonde het echtpaar in Wortel waar Carolus brigadier bij de douane was. Voor 1851 verhuisde het gezin naar Turnhout waar Carolus eveneens douanebrigadier was. Toen hij er op 30/01/1851 de geboorte van een zoon aangaf noteerde men dat hij “ridder van het Leopoldus orde” was, een zeer prestigieuze onderscheiding voor een gewone douanier. Het echtpaar woonde in 1854 in Arendonk waar (schoon)moeder Maria Anna Van Engelen bij hen inwoonde tot haar overlijden. In 1870 woonde het gezin in het West-Vlaamse Nieuwkerke waar Carolus nog douanebrigadier was. Hij overleed in 1878 in Oostende als gepensioneerde van het Ministerie van Financiën, waarna zijn weduwe (voor 11/1879) naar Nieuwpoort verhuisde.

8.5.12) Van Engelen Maria Elisabeth (°Balen 7/06/1772, +Turnhout 26/05/1802). Ze huwde ca. 1794 met Petrus Josephus Lantain (°Sint-Niklaas 2/02/1765, +Turnhout 20/08/1811), zoon van een commis-ontvanger van de douanebrigade in Balen. Zelf werd Petrus op 1/01/1799 benoemd tot politiecommissaris van Turnhout wat hij minimaal tot 9/1808 bleef.

Van het echtpaar Lantain -Van Engelen is één kind bekend:

8.5.12.1) Lantain Petrus Franciscus (°Turnhout 28/09/1794, +Hulst 14/01/1836). In 1814 kreeg hij uitstel van legerdienst omdat hij diergeneeskunde studeerde aan de “Ecole Nationale Vétérinaire d’Alfort” in de buurt van Parijs. Huwde in Middelburg Nederland op 9/10/1823 met Joanna Marie Van Den Eeckhout (°Middelburg 7/03/1801, + Middelburg 1/12/1843). Petrus was toen als veerarts in Middelburg gedomicilieerd. Toen Petrus in 1836 in Hulst, Nederland overleed was hij nog steeds veerarts. Zijn weduwe verhuisde terug naar Middelburg waar ze tot haar overlijden winkelierster was.

8.5.13) Van Engelen Maria Catharina (°Balen 11/06/1775, +Antwerpen 9/07/1851). Maart 1798 woonde ze in Hoogstraten (bij haar oudere zus Maria Anna Theresia ?). Ze huwde in Hoogstraten op 19/05/1799, ca 7 maanden zwanger, met Maximilianus Raymondus Donnez (°Landen 12/07/1774, +Mechelen 10/04/1865), een “particulier” die zijn eerste voornaam meestal achterwege liet. Twee maanden laten woonde het echtpaar in Brecht en was Raymond nog steeds particulier. In 1800 woonde het echtpaar in Turnhout waar Raymond “écrivain” was, wat als secretaris moet gelezen worden. In februari 1807 waren ze terug in Turnhout en was Raymond er gemeentesecretaris. Anderhalf jaar (9/1808) later en minstens tot december 1813 was Raymond in Turnhout “marchand”. In 1818 werd hij in Ravels aangesteld als gemeentesecretaris, tevens was hij gemeentesecretaris in Poppel en was hij ontvanger van de directe belastingen. In 1846 nam hij ontslag als gemeentesecretaris van Ravels en vestigde zich in Willebroek waar hij ingeschreven stond als belastingontvanger. Toen hij overleed was hij in Turnhout ontvanger van de persoonsbelasting. Maria overleed in Antwerpen, maar was toen in Mechelen gedomicilieerd.

Van het echtpaar Donnez – Van Engelen zijn volgende kinderen bekend:

8.5.13.1) Donnez Marie Elisabeth (°Brecht 28/07/1799, +Mechelen 7/02/1878). Verdiende aanvankelijk in Turnhout de kost als “koopvrouw”. Bleef ongehuwd.

8.5.13.2) Donnez Carolus Franciscus (°Turnhout 18/10/1800, +na 10/05/1827). Huwde in Turnhout op 10/05/1827 met Cornelia Maria Van Lokhorst (°Turnhout 26/10/1801). Hij was toen eerste klerk bij een notaris, zij “particulière”. Een jaar later was hij, 28 jaar oud, reeds volwaardig notaris.

8.5.12.3) Donnez Marie Anne Theresia (°Antwerpen 1802, +18/03/1868). Huwde in Turnhout op 20/05/1828 met Louis Francois Constantin Biart (°Antwerpen 12/12/1803, +Antwerpen 9/05/1870). Hij was “particulier”, zij “particulière”. In 1851 was hij in Antwerpen ingeschreven als grondeigenaar.

8.5.13.4) Donnez Auguste Balthazar (°Turnhout 8/02/1807, +Mechelen 9/07/1889). In 1835 woonde hij in Turnhout en verdiende de kost als secretaris. Een jaar later staat hij genoteerd als “agent van de Compagnie Securitas”. Huwde in Turnhout op 13/07/1841 met Flore Gertrude Loyens (°Turnhout 16/04/1811, +Duffel 19/11/1869). Hij was toen “ijkmeester der maten en gewichten”, zij “particulière”. Behalve ijkmeester werd hij later ook ontvanger der directe belastingen. Na twaalf jaar weduwnaarschap, huwde hij in Mechelen op 22/02/1881 met Mathildis Isabella Antonia Le Paige (°Antwerpen 31/12/1824). Hij was toen “staatsgepensionneerd ontvanger”.

8.5.13.5) Donnez Joannes Joseph (Franciscus) (°Turnhout 23/09/1808, +Turnhout 19/06/1886). Huwde in Turnhout op 11/02/1835 met Anna Elisabeth Michielsen (°Turnhout 10/01/1804). Hij was toen advocaat, zij “particulière”. In 1841 was hij substituut van de Procureur des Konings. In 1851 woonde hij in Turnhout en was hij rechter bij de rechtbank van Eerste Aanleg. Na verloop van tijd werd hij rechter bij het Hof van Beroep. In 1881 was hij erevoorzitter van het hof van Beroep en woonde hij in Turnhout.

8.5.13.6) Donnez Amelia Hendrika (°Turnhout 18/08/1811, +Mechelen 20/04/1887). Bleef ongehuwd.

8.5.13.7) Donnez Jean Baptiste (°Turnhout 28/12/1813, +Leuven 29/09/1889) in 1835 was hij student in de medicijnen. In 1841 was hij “particulier” in Turnhout. Huwde in Antwerpen ca 24/09/1855 met Anne-Marie Otten (°Antwerpen 10/11/1828, +Geraardsbergen 21/06/1859). Het echtpaar bleef in Antwerpen wonen waar Jean Baptiste de kost verdiende als bestuursklerk bij de directe belastingen. Voor juni 1859 verhuisde het gezin naar Geraardsbergen waar Jean Baptiste controleur van de directe belastingen was. Huwde voor 1861 met Céline Delport (+na 29/09/1889). In 1861 woonde het gezin in Geraardsbergen. In 1865 woonden ze in Gent en was Jean Baptiste er bediende. Toen hij in Leuven overleed was hij gepensioneerd belastingontvanger.

8.5.14) Van Engelen Fransiscus Joannes Baptiste (°Balen 21/12/1776, +Balen 14/05/1779).

8.6) Van Engelen Maria Theresia (°Westerlo 21/11/1730, +waarschijnlijk voor 8/1734).

8.7) Van Engelen Anna Maria Theresia (°Meer 10/08/1734, +Hoogstraten 2/09/1737).

8.8) Van Engelen Jacques François Joseph (°Hoogstraten 22/11/1737, +na 23/06/1786). Ook hij trad in dienst van de douane. Op 10/12/1755 werd hij, 18 jaar oud, aangesteld als garde bij de brigade van Veerle (nu een deelgemeente van Laakdal). Op 12/07/1758 werd hij overgeplaatst naar het hoofdbureau in Turnhout als garde te paard. Hij sprak en schreef Frans en “Vlaams” en deed zijn werk goed.[ref]ARAB, Raad van Financiën, nr. 6.114 signalement des employés sans date.[/ref] Na verloop van tijd werd hij bevorderd tot onderbrigadier en op 26/11/1760 tot “official”. Men was in Turnhout tevreden over hem, al vond men in 1763 bij een personeelsevaluatie wel dat het hem aan daadkracht en leidinggevende kwaliteiten ontbrak. Men was van oordeel dat “le garde Van Engelen agé de 27 ans, n’est pas d’une trop forte complexion (= zwak gestel), il convient cependant pour le poste qu’il occupe par son activité, il n’aura pas assez d’ hardiesse (= stoutmoedigheid) pour conduire une brigade, mais dans quelques années il sera capable de servir dans une recette”.[ref]ARAB, Raad van Financiën, nr. 6.134 rapports et inspections dans les differents bureau 1763.[/ref] Als onderbrigadier werd hij op 17/11/1764 overgeplaatst naar Hoogstraten, waar hij het jaar nadien bevorderd werd tot brigadier.

Zijn gezondheid bleef hem blijkbaar parten spelen want in 1765 noteerde men “bon employé et de bon génie, mais pas fort, convenant mieux pour une recette”.

Op 1 februari 1773 werd hij als eenvoudige garde aangesteld te Leuven. Daarna werd hij garde in Austruweel (1/12/1773) en onderbrigadier in Leuven (23/10/1777). Zoals voorspeld in 1763 werd hij uiteindelijk ontvanger. Eerst in Westmalle (28/08/1776), vervolgens in Zandvliet (24/04/1777) en Middelburg in Oost-Vlaanderen (5/04/1780). Hij eindigde zijn loopbaan als “premier official” op het hoofdbureau te Brugge waar hij op 23 juni 1786 aan de slag ging.

 

9) CAPITEYN Livinus Anthonius (Arnoutssone)

Gedoopt: Zottegem 23 mei 1697, dooppeter: Livinus Van Cromphaut, doopmeter: Anna De Mets namens Anthonia Baert. Overleden: Brussel (parochie Sint-Katelijne) 25 juni 1768.

(zie verder)