Schepen te Zottegem

Arnout was niet enkel een inwoner van Zottegem, hij was er ook bestuurder. Op 25 maart 1691 was het schepencollege van de Stad en Vrijheid Zottegem vernieuwd door hoogbaljuw Louis Ignace De Coninck. Burgemeester werd “Jan Clincquet”, schepen werden: “Gabriel Temmerman, Arnout Dhondt, Arnouth Capiteyn, Franchoys Vander Maeren, Frans Impens, Joris Frans de Pouillon”.[ref]RAG, Land van Zottegem, nr. 929 ferie en vonnisboeken Stad en Vrijheid van Zottegem 1691 – 1707.[/ref]

Mogelijk waren door oorlogsomstandigheden een aantal schepenen al snel niet meer beschikbaar. Minder dan een jaar later werd op 6 februari 1692 een nieuwe schepenbank samengesteld waarbij Arnout in zijn functie werd bevestigd. Het nieuwe college bestond uit burgemeester “Jan Clyncket” en de schepenen: “Gabriel Temmerman, Albert le Broncqnij, Pieter De Pessemier, Frans Vander Maeren, Arnaut Capiteijn, Frans Impens”.[ref]RAG, Land van Zottegem, nr. 14 benoeming van de wethouders van de Stad en Vrijheid Zottegem en van het land en vrije eigendom van Zottegem 1692.[/ref]

Als schepen werd Arnout nog meer dan voorheen bij het reilen en zeilen van het stadje betrokken door de vele “diensten en devoiren van d’ordonnantie politique”. De schepenen waren immers verantwoordelijk voor het registreren van allerhande burgerlijke akten (contracten van koop en verkoop, pacht, erfenisregelingen, leningen, hypotheken, etc.), het nazicht van de stads- en kerkrekeningen, toezicht op de armentafel, de “oppervoogdij” over minderjarige wezen, het controleren of in de handel gebruikte maten en gewichten wel de juiste inhoud en gewicht hadden, voorzien in brandpreventie (o.a. de controle van schouwen), het visiteren van wegen en waterlopen, enz.

De schepenen waren ook rechters in burgerlijke en strafzaken: “hebbende de hoge justitie, middele en nedere, en al dat een hogen justicier toebehoort”.[ref]WATTE Frans, “Zottegem 17e – 18e eeuw”, 29e Handelingen van de Zottegemse Culturele Kring, 1986.[/ref][ref]Onder de “hooghe justitie” vielen de zware en criminele misdaden. Doodstraf behoorde tot de mogelijkheden. De “middele justitie” behelsde de lichte misdrijven en overtredingen van correctionele aard. Tot de “nedere” of lage rechtsmacht behoorden de burgerlijke rechtsplegingen inzake goederenkwesties, schulden, erfenissen, verpachtingen, en alle betwistingen hier rond.[/ref] Voor hun werk ontvingen ze een uniforme bezoldiging van zes pond groten Vlaams per jaar, maar veelvuldig werden schepenen belast met bijzondere opdrachten en dienstreizen waarvoor extra vergoedingen werden betaald.

Mooi meegenomen was dat de “verteeringe” tijdens hun werkzaamheden, meestal geleverd door of genuttigd in de herberg van Lucas De Mulder (gevestigd in het souterrain van het schepenhuis), ten laste van de stadskas viel.

Arnout was niet enkel schepen van de Stad en Vrijheid van Zottegem. Voor mei 1694 werd hij ook schepen van het Land en Vrije eigendom van Zottegem. Minimaal tot 11 december 1696 bleef Arnout in deze tweede schepenbank in functie. Deze schepenbank vergaderde eveneens in het Zottegemse stadhuis en was bevoegd voor Erwetegem, Godveerdegem, Grotenberge, Sint-Goriks-Oudenhove, Strijpen, Wijnhuize, Bevegem en de heerlijkheden Hermeis en Wassenhove. Enkel op financieel vlak waren deze gemeenten en heerlijkheden autonoom, al dienden ze hun jaarrekeningen wel steeds ter goedkeuring en controle aan de schepenbank voor te leggen.

Veel documenten van de schepenbanken hebben het algemeen over de “burgemeester en schepenen”. Hoe ernstig Arnout zijn schepenambten vervulde is dus onduidelijk. Voor de twee schepenbanken samen werd zijn handtekening ca. 25 maal aangetroffen onder wettelijke passeringen (= de officiële registratie van civiele contracten).

In ongeveer de helft van de gevallen ging het om akten die in 1694 aan de schepenbank van de Stad en Vrijheid werden voorgelegd.[ref]RAG, Land van Zottegem, nr. 834 wettelijke passeringen Stad en Vrijheid van Zottegem 1690-1699.[/ref][ref]RAG, Land van Zottegem, nr. 830 register wettelijke passeringen Stad en Vrijheid Zottegem 1640-1691.[/ref][ref]RAG, Land van Zottegem, nr. 1.356 register wettelijke passeringen Land en Vrije eigendom Zottegem 1686 – 1697. Ongeveer de helft van de akten betreffen de schepenbank Stad en Vrijheid van Zottegem.[/ref][ref]RAG, Land van Zottegem, nr. 1.357 register wettelijke passeringen Land en Vrije eigendom Zottegem 1696 – 1707. Het register bevat ook talrijke akten voorgelegd aan de schepenbank Stad en Vrijheid van Zottegem.[/ref] Globaal was hij beduidend minder bij wettelijke passeringen betrokken dan zijn collega’s. Was de van huis uit Franstalige Arnout het plaatselijke “Vlaemsch” onvoldoende machtig?

De weth der Stede ende Vryhede van Sotteghem vernieuwt by Joe Loys Ignace De Coninck, hooghbailliu, den xxve maerte 1691.” Arnout Capiteyn staat als vierde vermeld.

Vernieuwing van de schepenbank “Stede en Vryhede van Sotteghem” en van de schepenbank “Lant en Vryen eyghendom van Sotteghem” dd. 6 februari 1692.

 

Cijfers lagen Arnout veel beter. Verschillende malen controleerde hij militaire onkostennota’s die bij de ontvanger waren ingediend.[ref]RAG, Land van Zottegem, nr. 799 rekeningen van sauvegarde geld van Stad en Vrijheid van Zottegem 1697.[/ref] Ook als controleur van ommestellingen (= belastingrollen) en rekeningen van de diverse parochies werd hij frequent teruggevonden.

Toen Strijpen de eerste maanden van 1696 zonder ontvanger zat, was het Arnout die namens de gemeente een aantal belangrijke financiële transacties verrichte. Zo was hij op 10 januari 1696 in Aalst aan “princeleyck officier Jan Baptiste Hardijns” een belangrijke som gaan betalen en was hij op 15 maart 1696 afgereisd naar Doornik om daar namens Strijpen 3.000 pond contributie te betalen.[ref]RAG, archief Albert Ghys notaris te Zottegem, akte dd. 20/01/1696 en 14/03/1696.[/ref]

Arnouts officiële (schepen)handtekening ontbreekt soms opvallend. Dit is het geval op 19 september 1693 toen de burgemeester en schepenen een beoordelingsrapport over de luitenant-baljuw van het Land van Zottegem individueel ondertekenden. Arnout kan natuurlijk afwezig zijn geweest maar toen negen maanden later, op 29 juni 1694, het stadsbestuur attesteerde dat hun amman Albertus Ghys van onbesproken gedrag was en zeer goed werk leverde, ontbrak zijn handtekening opnieuw. Nochtans hadden tal van “gegoede ende inzetenen der stede en vrijhede van Sotteghem” deze verklaring mee onderschreven waardoor het stuk een 70-tal handtekeningen telde.[ref]RAG, Raad van Vlaanderen, nr. 22.556 Charles Vande Weghe luitenant-baljuw van het Land van Zottegem, criminele jurisdictie [/ref] Was Arnout andermaal afwezig? Was hij het met de inhoud van het stuk oneens? Sprak hij zich niet graag over het gedrag van anderen uit? Of kon het hem allemaal gestolen worden?

De laatste officiële daad van Arnout als schepen van de Stad en de Vrijheid van Zottegem was de registratie van een staat van goed op 9 juni 1699.[ref]RAG, Land van Zottegem, nr. 867 staten van goed, wezenrekeningen en verkavelingen Stad en Vrijheid van Zottegem 1690-1699.[/ref] Bij de hernieuwing van de schepenbank op 27 juli 1699 werden Arnout en vier van zijn collega’s niet herbevestigd.[ref]RAG, Land van Zottegem, nr. 929 ferie en vonnisboeken Stad en Vrijheid van Zottegem 1691-1707, nota dd. 27/07/1699.[/ref]

 

Creatief ondernemer

Arnout was als jachtopziener van de graaf van Egmont niet aan akkers of veestapel gebonden en dus één van de meest mobiele schepenen. Namens de twee Zottegemse schepenbanken trok hij regelmatig naar onder andere Aalst, Gent, Doornik en Brussel. Zo ontving Jan De Pessemier in 1691 uit de stadskas een vergoeding voor zijn paard dat door Arnout was gebruikt “om te voyageren naar Brussel”.[ref]RAG, Land van Zottegem, nr. 649 rekeningen van ommestellingen Stad en Vrijheid van Zottegem 1691.[/ref]

Verschillende gemeenterekeningen bevatten vergoedingen zoals: “te betalen aan Sieur Arnout Capitain schepenen over diverse verschot van geld mitsgaders diverse voyagen voor deze prochie gedaan”[ref]RAG, Land van Zottegem, nr. 3.292 staten van lasten Strijpen 1695.[/ref] of meer specifiek “te betalen aan Sieur Arnout Capiteyn over divers voyagien zo naar Gent, Aalst als elders”.[ref]RAG, Land van Zottegem, nr. 3.293 staten van lasten Strijpen 1697.[/ref] Toen in 1697 in de Aalsterse herberg “In den Coninck van Spagnien” aan de hofmeester van de graaf van Egmont vanwege het bestuur van Zottegem een som geld werd uitbetaald gebeurde dit “in de presentie van Capiteyn”.[ref]RAG, Land van Zottegem, nr. 799 rekening van sauvegarde geld van Stad en Vrijheid van Zottegem 1697.[/ref]

Door de jarenlange aanwezigheid van militairen, misoogsten en hongersnood, was Arnouts werkterrein grotendeels leeg gestroopt. Bij gebrek aan wild had hij na verloop van tijd de handen vrij om een stuiver bij te verdienen als een soort zelfstandige in bijberoep.

Tijdens de wisselende militaire bezettingen waren alle gemeenten van het Land van Zottegem verplicht voor de “bekostinge van logementen, wagens, pioniers en dergelijke” in te staan. Opvorderen van wagens en paarden voor bevoorrading van de troepen en het vervoer van gekwetsten, was gelukkig zelden nodig. Er waren voldoende burgers die op vrijwillige basis hun wagens en paarden tegen klinkende munt ter beschikking stelden of via een soort dienstencontract het transport op zich namen. Arnout was één van die burgers en samen met twee andere schepenen: Lopo Christiaen Stevens en Adriaen Leurs, nam hij na verloop van tijd het gros van de vervoerscontracten voor Zottegem en omliggende parochies voor zijn rekening.

Niet alle jaarrekeningen van alle gemeenten bleven bewaard waardoor volgend chronologisch overzicht zeker onvolledig is, maar het is duidelijk dat Arnout voor honderden dagen dienstverlening werd vergoed:

– Grotenberge, rekening omgesteld 29 juli 1692: “item betaald aan Sieur Arnaudt Capiteyn over een wagen voor deze prochie gedaan ten dienste van zijne majesteit den tijd van 86 dagen, de eerste tien dagen ten advenantie (= à rato) van zes gulden tien stuivers s’daags en de resterende 76 dagen ten advenantie van zestien schellinghen grooten s’daags”.[ref]RAG, Land van Zottegem, nr. 2.868 rekening van ommestelling Grotenberge 1692.[/ref]

– Bevegem, rekening omgesteld 27 november 1692: “item betaald aan Sieur Arnout Capiteyn op avantement (= voorschot) over zijne gepachte wagen”.[ref]RAG, Land van Zottegem, nr. 1.784 staten van lasten Bevegem 1692. (Bevat ook een rekening van 1693.).[/ref]

– Grotenberge, rekening omgesteld 7 november 1693: “alvoren wordt hier ommegesteld een wagen gepacht bij Sieur Arnaudt Capitaine opgegaan den (stukje in tekst opengelaten maar nooit ingevuld) 1693 en weg geweest den tijd van LXXXVI (= 86) dagen ten advenantie van d’eerste tien dagen zes gulden en x schellingen sdaags en de resterende dagen xvi schellingen grooten sdaags”.[ref]RAG, Land van Zottegem, nr. 2.869 rekening van ommestelling Grotenberge 1693.[/ref]

– Wijnhuize rekening omgesteld 9 november 1693: “alvorens betaald aan Sieur Arnauth Capiteyn en Albert le Brocqnuy over twee wagens die gedaan hebben voor deze meierij beneffens de stede van Sotteghem den tijd van XLXXXVI (= 186) dagen ten advenant van d’eerste tien dagen ten zestien guldens sdaags en de resterende dagen ten negen gulden sdaags”.[ref]RAG, Land van Zottegem, nr. 3.923 rekening van ommestelling Wijnhuize 1693.[/ref]

– Bevegem, rekening omgesteld 22 november 1693: “item is te betalen aan Arnout Capitain en konsoorten over levering van twee wagens benevens Wijnhuise, en Beveghem daarinnen de quote van begrepen”.[ref]RAG, Land van Zottegem, nr. 1.784 staten van lasten Bevegem 1692. (Bevat ook een rekening van 1693.)[/ref]

– Zottegem, rekening omgesteld eind 1693: “item betaald aan Sieur Arnout Capiteyn over zijn gage van twee gedane wagens elk ingespannen met drij peerden voor deze stede ten dienste van zijne majesteit, opgegaan den xiii mei 1693 en inne komen den ve augusti daar na” (= 84 dagen).[ref]SAA, Land van Aalst, nr. 12.118 rekening Stad en Vrijheid Zottegem, 1693.[/ref]

– Bevegem, rekening omgesteld 20 december 1694: “item is te betalen aan Arnoudt Capitain over de gage van zijnen wagen ingespannen met drij peerden die opgevoerd heeft voor Sotteghem, Wijnhuise en Beveghem in gevolge de verschrijvinge van daten iii juni 1694 ende is den zelfde opgegaan ten dienste van zijne Majesteit den vii augusti ten advenant van twaalf schellingen x grooten ’s daags en inne komen den xvii oktober 1694 bestaande in 133 dagen ten advenante ’s daags als voren”.[ref]RAG, Land van Zottegem, nr. 1.786 staten van lasten Bevegem 1694.[/ref][ref]RAG, Land van Zottegem, nr. 1.920 rekening van ommestelling Bevegem 1694.[/ref]

– Strijpen, rekening omgesteld 6 januari 1697: “item te betalen aan Sieur Arnout Capiteyn over de huur van zijne wagen voor deze prochie en gespannen als voren de welke is opgegaan ten dienste van zijne majesteit den xi juli 1696 ter advenante van xiiij schellingen x grooten ’s daags ende den totaal naar makende 87 dagen”.[ref]RAG, Land van Zottegem, nr. 3.293 staten van lasten parochie Strijpen 1697.[/ref]

– Zottegem, rekening omgesteld in 1699: “te betalen aan Sieur Arnout Capiteyn de som van vier ponden grooten, zo vele hij was par reste goed vindende over de gage van zijnen wagen ten dienste dezer stede gedaan ten jare 1697”.[ref]RAG, Land van Zottegem, nr. 650 rekeningen van ommestellingen Stad en Vrijheid van Zottegem 1699.[/ref]

Zottegem, rekening omgesteld in 1699: “Arnout Capiteyn over xi dagen vaccatiën geweest met de wagen naar het leger van de Fransche tot Aeth ende Authem” (= Ath en Sint-Lievens-Houtem).[ref]RAG, Land van Zottegem, nr. 650 rekeningen van ommestellingen Stad en Vrijheid van Zottegem 1699.[/ref]

Nood breekt soms wet, maar hoe één en ander in zijn werk ging kan men zich toch vragen stellen. Arnout had als schepen zowel een stem in het bepalen van de dagvergoedingen, als in het toewijzen van de vervoerscontracten. Bovendien diende hij achteraf de rekeningen van de gemeenten te controleren en uitgaven al dan niet goed te keuren. Gezond kan men dit niet noemen. Iets wat evenzeer voor zijn collega’s Stevens en Leurs geldt.

 

De risico’s van het ondernemen

Weinigen zullen hem echter benijd hebben want risicoloos waren de wagendiensten niet. Tijdens een transport in 1692 werd één van Arnouts wagens in beslag genomen, waarna het de ontvanger van Bevegem heel wat heen en weer gerij kostte om deze terug vrij te krijgen. De rekening van Bevegem over het jaar 1692 stelt dat ontvanger Arnout Dhont vergoed werd voor “een voiagie naar Aalst en een naar Gent om te gaan spreken den heer hoogbailluy tot afkrijgen van een wagen van Capiteyn die voor Sotteghem, Beveghem en Wijnhuise ten dienst van zijne Majesteit was opgegaan”.[ref]RAG, Land van Zottegem, nr. 1.918, rekening van ommestelling Bevegem 1692.[/ref]

Dat zakendoen in oorlogstijd riskant was ondervond Arnout ook op een ander moment. Van Frans de Vriese fi Jans, een inwoner van Eine had hij op 8 maart 1695 in Gent een “grijs merrie peert” gekocht voor 50 pond groten Vlaams. Het paard had echter niet verkocht mogen worden want het stond geregistreerd als geclaimd door het leger (als reserve ?). Gevolg was dat “het zelfde paard van voornoemde Capiteyn is afgenomen bij de grenadiers van het Inhels (= Engels) regiment van heer kolonel Colino”. Arnout had zich op 16 november 1696 in Gent zelfs officieel moeten verantwoorden over de transactie. Natuurlijk probeerde hij zijn schade te verhalen op de verkoper van het paard, die zijn fout gelukkig inzag. Gezien “Capiteyn geleden heeft grote schade” kreeg Arnout 60 gulden terugbetaald. De Vriese probeerde op zijn beurt de schade te verhalen op de oorspronkelijk eigenaar van de merrie, een zekere Wijmeers uit Schorisse van wie hij het paard had gekocht in mei 1694.[ref]RAG, archief Albert Ghys notaris te Zottegem, akte dd. 27/11/1696.[/ref][ref]RAG, Leenhof en schepenbank van Eine en Heurne en afhangende heerlijkheden, nr. 565 register met feriën 1670-1677 en met telling van de paarden 1691-1697, folio 125.[/ref]

Paarden waren zeker in oorlogstijd een kostbaar goed en voor de overheid van strategisch belang. Inventarisatie was dan ook belangrijk. Op 16 april 1695 had men vanuit Zottegem, in navolging van andere gemeenten, naar de raadsheer-fiscaal te Gent een lijst opgestuurd wie binnen de stad welke paarden bezat. In de weken die volgden hield men nauwgezet bij wie paarden kocht of verkocht. Op 11 mei 1695 liet Arnout zijn gegevens aanpassen. Men noteerde dat hij op 10 april “een grijze merrie aftands”[ref]Een aftands paard is een paard waarvan het gebit volledig gewisseld is en dus minimaal 7 jaar oud is.[/ref] op de Gentse Korenmarkt had verkocht “met het trompet” (= via een veiling ?). Dat paard mocht dus van de lijst geschrapt worden. Anderzijds liet hij “een zwarten ruin aftands met een witte blesse, waard veertig pattecons, gekocht binnen de stad van Gent” bijschrijven.[ref]RAG, Land van Zottegem, nr. 1.304, registratie van de verkoop van paarden te Zottegem en in het Land van Zottegem 1695-1696.[/ref]

Den xi mey 1695 Arnaudt Capitain set / af (= schrapt) een gryse merie aftant vercogt / binnen de stadt van Ghent, verclaert / tself te syn vercocht met het trompet / opde Cooremerckt opden x april oft daer / ontrent.”

den self ditto (= 11/05/1695) den self (= Capitaine) set op (= voegt toe) eenen / swarten ruyn aftandt met een witte / blesse weert veertig pattecons / ghecocht binnen de stadt van Ghent / inghevolghe den passavant alhier gesien / van daeten 9 mey 1695 ondert. Raman